Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 21537]
Dienst/afdeling: RO
Artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bepaalt onder andere dat, indien en voor zover blijkt,
dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van onder meer een bestemmingsplan of een
besluit als bedoeld in de artikelen 17 en 19 WRO schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijze niet of
niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan vergoeding niet of niet voldoende door aankoop,
onteigening of anderszins is verzekerd de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te
bepalen schadevergoeding toekent.
Bij de inhoudelijke beoordeling komt aan de orde de vraag of er sprake is van een wijziging van het
planologisch regime. Zo dit het geval is, wordt beoordeeld of belanghebbende daardoor in een nadeliger
positie is komen te verkeren, waardoor schade is of wordt geleden. Hiertoe dient de in het geding zijnde
planologische maatregel te worden vergeleken met het voorheen geldende planologische regime, waarbij
in aanmerking moet worden genomen de maximale invulling van de planologische mogelijkheden,
ongeacht of realisering ervan heeft of zou hebben plaatsgevonden.
Dit betekent dat, hoezeer ook een situatie feitelijk ingrijpend gewijzigd kan zijn, zulks niet
noodzakelijkerwijs met zich brengt dat vergelijking van de planologische maatregelen leidt tot een
planologisch nadeliger positie.
In het verzoek om planschadevergoeding wordt gesteld dat door de realisering van woningen aan de
Leistraat, direct gelegen nabij de achtertuin van verzoekers pand Baronielaan 121, de onroerende zaak
van verzoeker in waarde is gedaald.
De bouwvergunning voor deze woningen werd verleend bij besluit van 8 januari 2002* en dit besluit is
inmiddels onherroepelijk.
Voordat het bestemmingsplan Breda-Zuid door de raad werd vastgesteld was voor het onderhavige
terrein aan de Leistraat alwaar de woningen zijn gerealiseerd geen bestemmingsplan van kracht en
waren de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening van toepassing.
Het terrein kon echter wel bebouwd worden en als toetsingskader gold toentertijd de bouwverordening.
Hierdoor was het mogelijk aldaar bebouwing te realiseren tot een maximale bouwdiepte van 14 meter,
een maximale hoogte van 15 meter voor de achtergevel en 13,50 meter maximale hoogte voorgevel goot.
Het gerealiseerde bouwplan heeft een diepte van ca. 12 meter, hoogte voorgevel 6,20 meter en hoogte
terug liggende bouwlaag 8,40 meter.
Zoals hiervoor reeds gesteld was op het terrein reeds bebouwing aanwezig alwaar een supermarkt in
was gevestigd.
Uit de jurisprudentie volgt dat slechts die planologische regimes bij de beoordeling mogen worden
betrokken die rechtskracht hebben en die hebben gegolden op het moment dat het verzoek om
planschade werd ingediend.
Omdat het bestemmingsplan Verspreid liggende terreinen ten aanzien van het onderhavige bouwperceel
nimmer rechtskracht heeft gehad, mag dit bestemmingsplan niet bij de beoordeling worden betrokken.
Voor de beoordeling van het planschadeverzoek dient het bestemmingsplan Breda-Zuid te worden
vergeleken met de bebouwingsmogelijkheden van de stedenbouwkundige bepalingen van de
bouwverordening (uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, LJN-nummer
AE 8993, zaaknummer: 200104842/1).
De bouwverordening staat over de gehele breedte van het perceel een maximale bouwhoogte toe van 15
meter.
Het bestemmingsplan Breda-Zuid heeft ter plaatse de bestemming "Woongebied W", terwijl het gebied
waar de onderhavige woningen gerealiseerd zijn nader is aangeduid als ontwikkelingslocatie nr. 1.
In de planvoorschriften is deze ontwikkelingslocatie 1 (Leistraat, Primarkt) in artikel 6, eerste lid,
onderdeel 2, als volgt nader uitgewerkt:
- de locatie is bestemd voor ten hoogste 8 woningen aan de Leistraat en 2 aan de Baronielaan;
- goothoogte Leistraat: ten hoogste 6 m.;
- goothoogte Baronielaan: minimaal 9 m. en maximaal 12 m.
Voor zover niet in strijd met bovengenoemde bouwvoorschriften, gelden daarnaast de algemene
bouwvoorschriften van artikel 6, tweede lid.
-2-