Artikelgewijze toelichting Verordening ex artikel 213a Gemeentewet
Artikel 2. Onderzoeksfrequentie
In artikel 2 wordt het college opgedragen onderzoek te doen naar de doelmatigheid en de
doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Er worden door de raad een minimaal aantal uit te voeren
interne onderzoeken per jaar van het college geëist. Hierbij wordt een scheiding aangebracht tussen
onderzoeken naar de doelmatigheid en onderzoeken naar de doeltreffendheid.
De onderzoeken naar de doelmatigheid betreffen onderzoeken naar de uitvoering van het beleid en
het beheer van middelen. De uitvoering wordt gedaan door ten eerste de gemeentelijke organisatie,
zodat deze onderzoeken zich ten eerste richten op de organisatie-eenheden van de gemeente. Een
tweede ingang voor de doelmatigheidsonderzoeken is de procesgang. Hierbij wordt gekeken naar de
gemeentelijke taken. Het voordeel hiervan is dat ook de doelmatigheid van de uitvoering van
gemeentelijk beleid en het beheer van middelen door derden wordt onderzocht.
Om te verzekeren dat alle onderdelen van de gemeente op doelmatigheid worden onderzocht,
verplicht het artikel dat ieder onderdeel van de gemeente en elke gemeentelijke taak in beginsel
minimaal eens in de acht jaar worden onderzocht. Hierbij wordt aangesloten aan de modelverordening
van de VNG.
De onderzoeken naar de doeltreffendheid vinden plaats op basis van het in de programma's of
paragrafen van de begroting geformuleerde beleid. Dit beleid kan gehele begrotingsprogramma's
omvatten of delen daarvan. Ook kunnen dergelijke onderzoeken paragrafen van de begroting en
jaarstukken of delen daarvan omvatten.
Artikel 3. Onderzoeksplan
De beslissing wat te onderzoeken is aan het college. Vanzelfsprekend zal de raad willen weten wat de
plannen zijn, en ook gelegenheid willen hebben om deze te bespreken en als de raad dat nodig acht,
invloed uit te oefenen. Hierin voorziet het onderzoeksjaarplan.
Het onderzoeksjaarplan moet een volledig beeld geven van de in het jaar voorgenomen onderzoeken,
zij het uiteraard nog globaal. De onderzoeken in het onderzoeksjaarplan worden per onderzoek
uitgewerkt. Het onderzoeksjaarplan wordt aangeboden aan de raad en de raad kan het ter bespreking
agenderen, maar het wordt door het college vastgesteld. In de verordening wordt aangegeven, wat in
een onderzoeksplan in ieder geval moet worden opgenomen. De onderwerpen genoemd in het
tweede lid kunnen als volgt worden toegelicht:
a) Het object van een onderzoek wordt dusdanig omschreven, dat duidelijk aangegeven is, wat de
afbakening van het onderzoek is. Daarbij worden bij de doelmatigheidsonderzoeken duidelijk de
scheidslijnen aangegeven ten aanzien van de te onderzoeken procedures, instrumenten en