Afschrijvingsverordening gemeente Breda
Januari 2004
Door de afschrijvingen wordt een directe relatie gelegd tussen kosten en
nuttigheid/dienstbaarheid. Voorbeeld: gedurende 40 jaar wordt gebruik gemaakt van een gebouw
en de kosten daarvan worden in 40 jaar ten laste van de rekening van baten en lasten gebracht.
Deze afschrijvingskosten vormen tezamen met de rentekosten de kapitaallasten.
De afschrijvingskosten worden bepaald op basis van de werkelijk betaalde verkrijgingsprijs, het bruto
investeringsbedrag,1 Soms dragen derden met subsidies bij in het realiseren van investeringen. BBV
stelt dat deze bijdragen van derden op de verkrijgingsprijs in mindering moeten worden gebracht
indien deze direct samenhangen met de investering. Dan ontstaat het netto investeringsbedrag.
Idealiter wordt de verwachte bijdrage direct op de boekwaarde in mindering gebracht maar soms
ontbreekt daarvoor op het moment van investeren de juiste informatie (bijvoorbeeld: ontbreken van
definitieve subsidietoezeggingen). Als dat niet mogelijk is, mag op de bijdrage in ieder geval niet
langer afgeschreven worden dan de resterende looptijd van het actief.
Tijdstip van inwerkingtreding
Deze afschrijvingsnota treedt bij verordening in werking per 1 januari 2004 en geldt voor alle nieuwe
investeringen en daarmee ook voor investeringen die nog in de overloop van 2003 naar 2004 zitten.
De verordening geldt dus niet met terugwerkende kracht. Inhaalafschrijvingen en extra afschrijvingen
worden daardoor niet nodig geacht. Wel zou een verkorting of verlenging van afschrijvingstermijnen
een (beperkte) invloed kunnen hebben op de toekomstige ontwikkeling van de kapitaallasten. Dat zal
in overleg met de diensten nog nader in beeld gebracht worden.
1 In veruit de meeste gevallen is het bruto investeringsbedrag geschoond voor de btw component om
dat deze compensabel is. In uitzonderingsgevallen (bijvoorbeeld onderwijshuisvesting) is de bruto
verkrijgingsprijs inclusief btw.
4