Hoofdstuk 1 Investeringen met maatschappelijk nut en met economisch nut.
Onder de definities is kort uitgewerkt wat onder investeren wordt verstaan. In de privaatrechtelijke
sfeer worden alle uitgaven met een meerjarige nuttigheid geactiveerd en daarover wordt
afgeschreven. Daarover is nauwelijks discussie. De eigenheid van gemeenten brengt een categorie
uitgaven naar voren waarvoor het de vraag is of activering gewenst is. Dat raakt de kern van het BBV.
In dit hoofdstuk wordt daarop wat verder ingegaan zonder te streven naar volledigheid.
In het BBV wordt vanwege de eigenheid een strikt onderscheid gemaakt tussen investeringen met een
economisch nut en investeringen met een maatschappelijk nut. Het BBV geeft echter geen specifieke
definitie van maatschappelijk nut. Wel geeft het BBV duidelijk aan wanneer een investering een
economisch nut kent.
Een economisch nut kenmerkt zich door het feit dat een investering zich in economisch rendabele
sferen beweegt doordat er externe tarieven/heffingen voor gelden dan wel dat er een zekere mate van
verhandelbaarheid bestaat. De gedachte is dat daarmee de waardevastheid van een actief over een
reeks van jaren min of meer gegarandeerd zou zijn, waardoor het activeren van dominante betekenis
is. Alle investeringen die niet aan deze omschrijving voldoen, zijn investeringen met een
maatschappelijk nut.
Voor de beeldvorming wat voorbeelden van investeringen:
Met een economisch nut: zwembaden, sportvelden, betaalde parkeerplaatsen, gebouwen;
Met een maatschappelijk nut: wegen (zonder tolheffing), plantsoenen.
Het BBV heeft dus heel nadrukkelijk dit onderscheid in investeringen met een maatschappelijk nut en
met een economisch nut gemaakt. Breda kiest ervoor de bepalingen van het BBV zo veel als mogelijk
te volgen.
Dat impliceert dat er een voorkeur bestaat tot het niet activeren van investeringen met een
maatschappelijk nut. Het streven moet dan zijn om de afschrijvingstermijnen, afhankelijk van de
beschikbare financiële dekkingsmiddelen, zo kort mogelijk te laten zijn. Dat alles betekent dat de
gemeente Breda per 1 januari 2004 alleen nog maar investeringen met een economisch nut activeren.
Breda heeft -geheel conform de richtlijnen van het BBV- gekozen voor het bij voorkeur niet activeren
van investeringen met een maatschappelijk nut. Investeringen met een maatschappelijk nut moeten
dus zo veel als mogelijk in één keer als kosten worden verantwoord. Slechts wanneer er onvoldoende
reservemiddelen zijn om een investering met een maatschappelijk nut direct af te schrijven, geeft het
BBV de mogelijkheid tot het beargumenteerd activeren hiervan. Dit zijn dus uitzonderingssituaties. Het
streven moet dan zijn om de afschrijvingstermijnen, afhankelijk van de beschikbare financiële
dekkingsmiddelen, zo kort mogelijk te laten zijn. Daarmee wordt aangesloten bij de bepalingen van
het BBV. Dat betekent dat de gemeente Breda per 1 januari 2004 in beginsel alleen nog maar
investeringen met een economisch nut activeert.
Qua financieel-technische uitwerking heeft dit een aantal gevolgen. De algemene gedragslijn daarbij
is: investeringen met een maatschappelijk nut worden verantwoord via de exploitatierekening (en
kunnen bij resultaatbestemming direct ten laste van een reserve worden gebracht).
Omdat Breda conform het BBV en het voorgaande kiest voor het uitgangspunt van het niet activeren
van investeringen met een maatschappelijk nut, gaat hoofdstuk twee uit van de veronderstelling van
een actief met een economisch nut.
Afschrijvingsverordening gemeente Breda
Januari 2004
5