AfValstoffenverordening Breda 2004 2. Het is verboden tegen afvalstoffen of inzamelmiddelen, die ter inzameling gereed staan, te stoten, te schoppen, deze omver te werpen of te beschadigen. 3. Het in het eerste lid bedoelde verbod tot doorzoeking geldt niet voor toezichthoudende en opsporingsambtenaren of wanneer men op grond van deze verordening belast is met de inzameling van de in het eerst lid bedoelde afvalstoffen. Artikel 28 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren De houder of beheerder van een inrichting waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht: aeen afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achter laten; b. zorg te dragen dat deze afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak, -mand, of soortgelijk voorwerp steeds tijdig wordt geledigd; c. zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voorzover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd. Artikel 29 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen. Artikel 30 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden 1Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen zodanig te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten, dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed. 2. Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen deze weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die genoemde werkzaamheden verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht de weg te reinigen of te laten reinigen: a. direct na het ontstaan van de verontreiniging, indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert; b. direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert; c. indien de werkzaamheden langer dan een dag duren, elke dag direct na beëindiging van de werkzaamheden. §7 OVERIGE ONDERWERPEN DIE DE VERORDENING AANGAAN Artikel 31 Verbod van opslag van afvalstoffen 1Het is verboden afvalstoffen op voor het publiek zichtbare plaats in de openlucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben. 2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. 3. Het verbod is niet van toepassing op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, aan de andere inzamelaars of aan houders van een inzamelvergunning. Artikel 32 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak, afkomstig van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit Beheer Autowrakken. §7 SLOTBEPALINGEN Artikel 33 Strafbepaling Een gedraging in strijd met de artikelen 11 t/m 20 en 23 t/m 32 is een strafbaar feit in de zin van artikel la, onder 3°, Wet op de economische delicten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 54