Afvalstoffenverordening Breda 2004
Toelichting
wekelijkse inzamelfrequentie, is de raad verplicht om de inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26,
tweede lid Wm). Daarnaast is het college verplicht om de inspecteur op de hoogte te stellen van het voornemen
tot dit besluit (zie artikel 10.26, derde lid Wm).
In de gemeente Breda is hier geen aanleiding toe; bij ieder perceel wordt minimaal een maal per week
huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval, ingezameld.
Verplichting gemeente bij afwijking van de inzamelfrequentie genoemd in artikel 10.21 Wm
Indien de gemeente op grond van artikel 10.26 onder a, b en c Wm bij verordening zou afwijken van de
inzamelfrequentie genoemd in artikel 10.21 Wm, is zij op grond van artikel 10.27 Wm verplicht om op ten
minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt
samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid te bieden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.
Lid 1
In het eerste lid is vastgelegd met welke frequentie de huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel worden
ingezameld. Volgens de wet moet dit dus wekelijks gebeuren en kan de raad met het oog op de doelmatige
beheer bij verordening afwijken van deze frequentie.
Lid 2
Het tweede lid regelt hetzelfde als het eerste lid, maar dan voor groente-, fruit- en tuinafval.
Lid 3
Het college kan op basis van het derde lid de frequentie van inzameling bij elk perceel bepalen van andere
categorieën huishoudelijke afvalstoffen dan huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval. Dit artikel
heeft alleen betrekking op de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk bij elk perceel worden
ingezameld en is beperkt tot het regelen van de frequentie van inzamelen.
De dagen en tijden waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden, kunnen
worden geregeld op basis van artikel 20.
ARTIKEL 11
De inzamelvergunning
Gemeenten zijn belast met de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben
daarmee ook het recht om te bepalen dat het verboden is aan andere dan de door het college aangewezen
inzameldienst en instanties om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, tenzij zij daartoe beschikken over een
vergunning van het college. Op basis van artikel 4 van deze verordening kunnen aan de vergunning voorschriften
en beperkingen worden verbonden in het belang van de bescherming van het milieu.
De Memorie van Toelichting zegt dat op basis van artikel 10.24 lid 3 regels kunnen worden gesteld voor het
inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Hierbij gaat het vooral om de inzameling van bestanddelen van het
huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst, bijvoorbeeld de inzameling van oude kleding door
charitatieve instellingen. Deze regels kunnen een vergunningstelsel voor de inzameling van huishoudelijke
afValstoffen door anderen inhouden, behoudens voorzover daarin is voorzien in een amvb op grond van artikel
10.17.
Lid 3
In dit kader is de brede omschrijving die in artikel 1 is gegeven van het begrip inzamelen van belang. Ook het
innemen van huishoudelijke afvalstoffen in de winkel (bijvoorbeeld batterijen, tl-lampen, huishoudelijke
apparaten) valt hieronder. Wanneer de gemeente deze serviceverlening op prijs stelt en hiervoor geen vergunning
wil vereisen, kunnen de betreffende winkels op grond van artikel 7, tweede lid, door het college worden
aangewezen als inzamelende persoon of instantie.
Lid 4
Het vierde lid is nodig omdat het inzamelverbod behoudens vergunning niet mag gelden voor personen of
instanties die bij amvb in het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen.
Gemeenten kunnen in deze gevallen geen vergunningplicht hanteren (zie het commentaar bij artikel 7).
ARTIKEL 12
10