AfValstoffenverordening Breda 2004 Toelichting Aangezien buitengewone opsporingsambtenaren hun aanwijzing aan het WvSv ontlenen, is een nadere regeling in een verordening.niet mogelijk. De aanwijzing als toezichthouders in de verordening is de grondslag voor de aanwijzing als buitengewoon opsporingsambtenaar. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewone opsporingsambtenaren beperkt zich tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn. De personen die op grond van dit artikel worden aangewezen, dienen, op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar aan de volgende voorwaarden te voldoen: 1. zij dienen te voldoen aan de eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid; 2. zij dienen te zijn beëdigd door het College van Procureurs-generaal (volgens art. 18, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar). De akte van beëdiging bevat een aantal gegevens met betrekking tot de buitengewoon opsporingsambtenaar, waaronder in ieder geval dé feiten tot de opsporing waarvoor de opsporingsbevoegdheid geldt. De akte wordt op naam van de desbetreffende ambtenaar gesteld en na de beëdiging aan hem uitgereikt. De akte wordt voor vijf jaar afgegeven. Hierna kan hij worden verlengd, mits de ambtenaar nog voldoet aan de eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid. Toezichthoudende ambtenaren belasten met opsporing? Gezien het voorgaande zijn toezichthoudende ambtenaren vanuit hun aanstelling in hun functie niet automatisch belast met opsporing. Dit zal in veel gevallen ook niet nodig zijn. Veelal kan volstaan worden met toezichthoudende bevoegdheden. De aanwijzing hoeft dan niet direct in de verordening te geschieden, maar kan aan het college worden gedelegeerd. Indien namelijk de handhaving van bepaalde wettelijke voorschriften voornamelijk bestuursrechtelijk geschiedt (bestuursdwang, dwangsom), is het niet nodig om te beschikken over opsporingsbevoegdheden. Dit is pas vereist indien men strafrechtelijk wil gaan handhaven. In die situatie is het vaak ook niet noodzakelijk om alle toezichthouders opsporingsbevoegdheden te geven. Veelal kan worden volstaan met één of enkele opsporingsambtenaren. Ook kan soms de hulp ingeroepen worden van een algemeen opsporingsambtenaar (ambtenaar van politie). Aanwijzing van de toezichthouder in de afvalstoffenverordening is noodzakelijk, indien een toezichthouder tevens opsporingsbevoegdheden dient te krijgen. Alleen voor de aanwijzing van toezichthouders is een bepaling opgenomen in de afvalstoffenverordening. Opsporingsambtenaren worden namelijk aangewezen in de artikelen 141 en 142 Wetboek van Strafvordering. Aanvulling met autonome bepalingen Omdat de grondslag van de afvalstoffenverordening is verbreed, vindt de afvalstoffenverordening in deze vorm geheel zijn grondslag in de Wet milieubeheer. Zie hiervoor de memorie van toelichting: "De gemeenten zijn gehouden om een afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels worden vastgesteld in het belang van het milieu. Dat is ruimer dan de doelmatige verwijdering van afvalstoffen. Ook regels die beogen de milieuaspecten van handelingen met afvalstoffen te beperken, zijn daardoor mogelijk.Artikel 10.23 impliceert niet dat de gemeenten in het geheel geen autonome regels meer mogen stellen met betrekking tot afvalstoffen.Wel zal daarvoor een bijzondere motivering vereist zijn. Naar verwachting zal de ruime grondslag van het artikel de behoefte aan autonome regels overigens zeer gering doen zijn." ARTIKEL 35 De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.4 model-APV: Inwerkingtreding. Voor het commentaar wordt verwezen naar de model-APV. ARTIKEL 36 De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.5 model-APV: Overgangsbepaling. Voor het commentaar wordt verwezen naar de model-APV. ARTIKEL 37 De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.6 model-APV: Overgangsregeling. Voor het commentaar wordt verwezen naar de model-APV. 22

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 77