Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 22689] Dienst/afdeling: JP Een gedeelte van het bestemmingsplan "Kraaijenberg", waaronder de gronden gelegen tegenover de woning van belanghebbende en een gebied ten zuiden van de Kraaijenbergsestraat, daar waar onder andere de woning van belanghebbende is gelegen, is daarna opgenomen in het door uw raad op 20 april 2000 vastgestelde bestemmingsplan "Woongebied Ulvenhout". Dit bestemmingsplan werd op 7 november 2000 door Gedeputeerde Staten goedgekeurd met uitzondering van het direct ten westen van het woonhuis van belanghebbende gelegen perceel. Voor dit perceel geldt dus nog steeds het regime van het bestemmingsplan Buitengebied 1e herziening. In het bestemmingsplan "Woongebied Ulvenhout" hebben de gronden tegenover en achter de woning van belanghebbende een bestemming woondoeleinden gekregen. Deze bestemming geldt eveneens voor het ten oosten van het perceel van belanghebbende gelegen voormalige agrarische bouwvlak. Met toepassing van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO hebben de eigenaren van het ten westen van belanghebbende gelegen perceel op 6 november 2002 bouwvergunning verkregen voor het oprichten van een woning op de gronden buiten het aangegeven bebouwingsvlak. De gronden die werden opgenomen in het bestemmingsplan "Kraaijenberg" en daarin een woonbestemming hebben gekregen waren reeds als toekomstig woongebied aangewezen. Dit vond plaats in de "Structuurschets Nieuw-Ginneken 1989", die in mei 1989 werd gepubliceerd. De schets die de gewenste ontwikkeling weergeeft van de ruimtelijk-functionele structuur van de gemeente voor de jaren 1990-2000 is op 6 februari 1990 door de raad van de voormalige gemeente Nieuw-Ginneken vastgesteld. Belanghebbende is van mening dat de realisering van gesloten bebouwing aan de overzijde van de Kraaijenbergsestraat het uitzicht over landerijen belemmert en een sfeerverandering geeft, waardoor zijn woning in waarde is gedaald. Tevens treedt volgens hem een waardevermindering op door de bebouwing van een vrijstaande woning op het naastgelegen perceel (Kraaijenbergsetraat 2 a). De schadebeoordelingscommissie komt in het door haar uitgebrachte advies* tot de navolgende conclusie. Er dienen in casu twee vergelijkingen te worden gemaakt. De eerste vergelijking betreft die tussen het regime van het bestemmingsplan "Buitengebied" en het regime van het bestemmingsplan "Kraaijenberg". De tweede vergelijking betreft het regime van het bestemmingsplan "Buitengebied, 1e herziening" en de planologische situatie die is ontstaan door de vrijstelling ex artikel 19 WRO. Onder het oude regime van het bestemmingsplan "Buitengebied" had het tegenover de woning van belanghebbende gelegen gebied een agrarische bestemming met beperkte bebouwingsmogelijkheden. Met het bestemmingsplan "Kraaijenberg" werd deze bestemming gewijzigd in een bestemming woondoeleinden, waardoor het mogelijk werd het gehele gebied te benutten voor het realiseren van een woonwijk. Op het bouwperceel gelegen ten westen van de woning van belanghebbende kon onder de werking van het vigerende plan Buitengebied, 1e herziening slechts binnen het op de plankaart aangegeven bebouwingsvlak gebouwd worden. Buiten dit bebouwingsvlak is de oprichting mogelijk van één bijgebouw van maximaal 15 m2. Het bebouwingsvlak is op ongeveer 28 meter ten westen van de perceelsgrens van belanghebbende gelegen. Zoals hiervoor reeds vermeld werd met toepassing van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO vergunning verleend voor de bouw van een vrijstaande woning op een afstand van 12 meter uit de perceelsgrens van belanghebbende. Naast deze woning is op 1 meter van de perceelsgrens een tuinhuisje met een oppervlakte van circa 13 m2 geplaatst. De nieuwe planologische situatie heeft voor belanghebbende tot gevolg dat hij geconfronteerd wordt met een nieuwe woonwijk tegenover zijn woning op een terrein dat voorheen een agrarisch karakter had. De wijziging heeft daarmee geleid tot een aantasting van het uitzicht vanuit zijn woning en heeft tevens tot gevolg dat de drukte in de directe omgeving is toegenomen. Er treedt dan ook een vermindering van de privacy op. Tevens wordt belanghebbende geconfronteerd met een woning op circa 14 meter uit de zijgevel van zijn woning, terwijl het vigerende bestemmingsplan slechts de bouw toeliet op een bebouwingsvlak dat ongeveer 30 meter uit de zijgevel van zijn woning lag. Hierdoor is de privacy aan de westelijke zijde van zijn perceel en woning iets minder geworden en is de drukte enigszins toegenomen. -2-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 31