Reactie college: Hoofdstuk 3 8. Vraag opmerking: Reactie college: Hoofdstuk 4 9. Vraag opmerking Reactie college: Hoofdstuk 5 10. Vraag opmerking: Reactie college: Aangezien de inwerkingtreding van de verordening enige tijd na besluitvorming plaatsvindt is er voldoende ruimte de cliënten tijdig over het maatregelen- en handhavingsbeleid te informeren. Artikel 11lid 3. Hoeveel tijd gaat men terug? Dit moet vaststaan, anders kan er willekeur ontstaan. De Algemene bijstandswet kende bepalingen met betrekking tot terugvordering van ten onrechte verstrekte bijstand. Deze hielden in dat als het de belanghebbende buiten diens toedoen redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat onverschuldigd is betaald, een verjaringstermijn van twee jaar gold. Deze termijn van 2 jaar ving aan op het moment dat de bijstand werd verleend. Voor verjaring in de overige gevallen, waar artikel 11 betrekking op heeft, werd aangesloten bij artikel 309 van boek 3 van het BW. Op grond van dit artikel heeft de gemeente vanaf het moment dat duidelijk is dat verstrekte bijstand teruggevorderd moet worden 5 jaar om hiertoe te besluiten. Daarbij geldt dat alle ten onrechte verstrekte bijstand worden teruggevorderd, mits dit gebeurt binnen 20 jaar nadat de bijstand is betaald. Voor het opleggen van een boete lagen dezelfde termijnen ten grondslag. Eind 2003 is besloten dit beleid ook onder de Wwb voort te zetten. Dit betekent dat de hierboven genoemde termijnen ook van toepassing zijn op de op grond van artikel 11 op te leggen maatregelen Een vergelijkbare opmerking is aan de toelichting op artikel 11 toegevoegd. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid?? In de toelichting staan enkele gedragingen omschreven waaruit dit zou blijken. Hoe en wie beoordeelt dit? Zijn alle mogelijkheden inderdaad voor een ieder duidelijk? Wanneer ben ik schuldig aan het verlies van mijn vermogen?Gokken of verkeerd beleggen? Beroepsmogelijkheid? Of er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wordt beoordeeld door de contactpersonen van de vakdirectie Sociale Zaken. Dit begrip is voor de uitvoeringspraktijk, mede aan de hand van jurisprudentie, voldoende duidelijk. Bij onverantwoorde besteding van vermogen gaat het om het verwijtbare karakter daarvan. Met betrekking tot de beroeps mogelijkheid, zie het antwoord op vraag 3. Handhavingsbeleid, artikel 15. Hier staat o.a. dat het college een heronderzoekplan opstelt ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bijstandsuitkeringen. Wie beoordeelt of dit plan juist is opgesteld? Voordat het college een heronderzoeksplan definitief vaststelt, wordt de Participatie Raad Breda om advies gevraagd. Nadere interne heroverweging van de verordening tijdens de inspraakperiode heeft duidelijk gemaakt dat zich in de tekst een aantal onvolkomenheden en/of onbedoelde vermeldingen hebben voorgedaan. Voorgesteld wordt deze weg te nemen op grond van onderstaande, artikelgewijze, beschrijving. 9

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 99