3
De relatie met de reïntegratieverordening
Gemeenten moeten ook een reïntegratieverordening vaststellen. In deze verordening zullen zij
moeten vastleggen hoe zij de cliënten gaan ondersteunen bij de arbeidsinschakeling en hoe zij
omgaan met het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.
Voorbeelden van voorzieningen zijn: scholing, loonkostensubsidies, gesubsidieerde arbeid, sociale
activering, premies, kinderopvang en stages. In beginsel wordt aan iedere cliënt de arbeidsverplichting
opgelegd. De algemene verplichting staat in de wet genoemd.
Gemeenten kunnen deze verplichting echter ook nader specificeren (invullen met specifieke
voorzieningen) en de specificaties in de beschikking vastleggen. In de reïntegratieverordening wordt
aandacht geschonken aan de voorzieningen die de gemeente kan inzetten. De vertaling daarvan vindt
plaats in de individuele beschikking. Als een cliënt de verplichtingen niet nakomt, leidt dit in beginsel
tot een maatregel, waarvoor de basis is gelegd in de maatregelenverordening.
Regelen in de verordening of in beleidsregels
Het vastleggen van gedragingen die een schending van een verplichting van de wet betekenen, kan in
beginsel op twee manieren. De eerste mogelijkheid is dat de gemeente alle denkbare gedragingen die
een schending van een verplichting inhouden in de verordening vastlegt. Dit heeft als voordeel dat
bijstandsgerechtigden weten waar ze aan toe zijn. Alleen die gedragingen die in de verordening
worden genoemd, kunnen leiden tot het opleggen van een maatregel. Het nadeel is de gebrekkige
flexibiliteit. De verordening moet worden aangepast als blijkt dat een bepaalde gedraging die in
principe wel een schending van een verplichting betekent, niet in de verordening is opgenomen.
De tweede mogelijkheid is dat de gedragingen in hoofdlijnen in de verordening worden opgenomen en
dat het college deze nader uitwerkt in beleidsregels. Het voordeel van beleidsregels is dat deze
gemakkelijker kunnen worden gewijzigd en dat afwijken van beleidsregels onder bepaalde
voorwaarden mogelijk is. Beleidsregels bieden dus meer mogelijkheden voor flexibiliteit.
In deze verordening is er voor gekozen de gedragingen in hoofdlijnen vast te leggen. Dit betekent dat
het college in beleidsregels kan vastleggen welke soort gedragingen vallen onder de algemeen
omschreven aanduidingen. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan regels voor het beoordelen
van de mate van verwijtbaarheid en eventuele verzachtende omstandigheden.