Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel
1Het college ziet af van het opleggen van een maatregel als:
a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of
b. de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college
heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht
inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte of teveel bijstand is verleend.
Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na
verloop van vijfjaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
2. Als het college afziet van het opleggen van een maatregel wordt de belanghebbende daarvan
schriftelijk mededeling gedaan.
Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak
1De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op
de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is
bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.
2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden toegepast
als de bijstandnorm over een periode in het verleden nog niet is uitbetaald, dan wel het
opleggen van een maatregel in de toekomst niet of niet geheel mogelijk is omdat de uitkering
vóór de effectuering van de (volledige) maatregel wordt beëindigd.
3. Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van
meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk binnen drie maanden na het moment
van oplegging heroverwogen.
Artikel 7 Samenloop van gedragingen
Als een belanghebbende zich schuldig maakt aan verschillende gedragingen van gelijke aard die het
niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het
bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste
maatregel is gesteld.
2