8
Wordt een maatregel met terugwerkende kracht opgelegd, dan moet een besluit tot herziening van de
bijstand worden genomen (artikel 54, derde lid WWB). Tegen beide besluiten kan door de
belanghebbende bezwaar en beroep worden aangetekend.
In dit artikel wordt aangegeven wat in het besluit in ieder geval moet worden vermeld. Deze eisen
vloeien rechtstreeks voort uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dan met het
motiveringsbeginsel. Het motiveringsvereiste houdt onder andere in dat een besluit kenbaar
is en van een deugdelijke motivering wordt voorzien.
Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel
Eerste lid
Het afzien van het opleggen van een maatregel 'indien elke vorm van verwijtbaarheid' ontbreekt, is
geregeld in artikel 18, tweede lid, WWB. Het college geeft in het beleid van de vakdirectie Sociale
Zaken aan hoe in de uitvoeringspraktijk met de verschillende aspecten van het maatregelenbeleid
omgegaan moet worden.
Een reden om af te zien van het opleggen van een maatregel is dat de gedraging te lang geleden
heeft plaatsgevonden (verjaring). Omwille van de effectiviteit ('lik op stuk') is het nodig dat een
maatregel spoedig nadat de gedraging heeft plaatsgehad, wordt opgelegd.
Om deze reden wordt onder b. geregeld dat het college geen maatregelen opgelegd voor gedragingen
die langer dan één jaar geleden hebben plaatsgevonden.
Voor gedragingen die een schending van de informatieplicht inhouden en als gevolg waarvan ten
onrechte bijstand is verleend of een te hoog bedrag aan bijstand is verleend, geldt in de verordening
een verjaringstermijn van vijfjaar. Met deze termijn wordt aangesloten bij de termijn die staat in artikel
14e van de Algemene bijstandswet in verband met het opleggen van een boete wegens niet-nakoming
van de informatieplicht. Een termijn van vijfjaar ligt voor de hand gelet op de ernst van de gedraging
(fraude) en gelet op het feit dat de gemeente vaak tijd nodig zal hebben om de omvang van de fraude
(het benadelingsbedrag) vast te stellen.
Tweede lid
Het doen van een schriftelijke mededeling dat het college afziet van het opleggen van een maatregel
is van belang in verband met eventuele recidive.
Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak
Eerste lid
Het opleggen van een maatregel vindt plaats door het verlagen van de uitkering. Verlaging
van de uitkering kan in beginsel op twee manieren:
1met terugwerkende kracht, door middel van een herziening van de uitkering; of
2. door middel van verlaging van het uitkeringsbedrag in de eerstvolgende maand(en).
Het verlagen van de uitkering die in de nabij toekomst wordt verstrekt, is de gemakkelijkste methode.
Gemeenten hoeven in dat geval niet over te gaan tot herziening van de bijstand en het te veel
betaalde bedrag aan bijstand terug te vorderen. Om die reden is in dit lid vastgelegd dat een
maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand na bekendmaking
daarvan, waarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.
Tweede lid
Wanneer een uitkeringsbedrag nog niet (volledig) aan de bijstandsgerechtigde is uitbetaald, kan het
praktisch zijn om de verlaging van de uitkering te verrekenen met het bijstandsbedrag dat nog moet
worden uitbetaald. In dat geval kan de bijstand wel worden herzien en kan de maatregel met de nog
niet uitbetaald bijstandsnorm worden verrekend. Dit lid is ook van toepassing op die gevallen waarbij
de opgelegde maatregel niet of niet geheel kan worden uitgevoerd omdat de bijstand wordt beëindigd.
In dat geval wordt het nog niet uitgevoerde deel van de maatregel alsnog gerealiseerd door herziening
van eerder verstrekte uitkering en wordt de bijstand (tot een bedrag van de niet geëffectueerd
maatregel) teruggevorderd.