11 duidelijker signaalfunctie van de maatregel is er voor gekozen ook in de gevallen dat niet of niet op tijd voldaan is aan bepaalde administratieve verplichtingen geen waarschuwing meer te geven. Overigens is in het individuele gevallen altijd mogelijk af te zien van het opleggen van een maatregel. In dat geval wordt gebruik gemaakt van het eerste lid, onderdeel a van artikel 5 (afzien van een maatregel omdat elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt). Eerste lid Deze bepaling bevat de standaardmaatregelen voor de drie categorieën van gedragingen die verband houden met het geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid. De omschrijving 'x%, uitgedrukt in vaste bedragen' houdt in dat de op te leggen maatregelen zowel in de financiële richtlijnen, het voorlichtingsmateriaal als de beschikking zullen worden vermeld in (afgeronde) eurobedragen. De op te leggen maatregelen zullen per gedraging op drie niveau's worden bepaald en wel aan de hand van percentages van de uitkeringen voor zelfstandig wonende alleenstaanden van 23 jaar en ouder, respectievelijk alleenstaande ouders en gezinnen. Het hanteren van vaste bedragen per gedraging bevordert de duidelijkheid voor zowel de belanghebbende als de vakdirectie Sociale Zaken. De verwachting is dat door maatregelen in vaste bedragen te benoemen en bekend te maken ongewenst gedrag beter kan worden voorkomen dan de onder de Abw gehanteerde systematiek van percentages van de uitkering. Bekendmaking van de in enig kalenderjaar per uitkeringscategorie en per gedraging te hanteren maatregelen zal plaatsvinden per 1 januari. De aan de hand van de uitkeringen berekende maatregelen worden daarbij op hele euro's naar beneden afgerond. Een vóór 1 januari opgelegde maatregel die ingaat of doorloopt na 1 januari wordt gebaseerd op de maatregelbedragen die gelden op het moment van besluitvorming. Geen tussentijdse aanpassing van een eenmaal opgelegde maatregel derhalve. Bij het vaststellen van de hiervoor benoemde uitgangspunten van het te hanteren maatregelenbeleid zijn twee vragen nadrukkelijk meegewogen: 1. In hoeverre voldoet de beoogde verlaging van de uitkering aan de eisen van proportionaliteit en evenredigheid als de betreffende gedraging in ogenschouw wordt genomen? 2. In hoeverre zal het opleggen van de maatregel effectief zijn, in de zin dat de maatregel de beoogde gedragsverandering bij de bijstandsgerechtigde zal bewerkstelligen? In het onder de Abw geldende Maatregelenbesluit werden 4 categorieën gedragingen onderscheiden. De eerste en de vierde categorie gedragingen uit dit besluit komen overeen met de eerste en derde categorie van deze verordening. In categorie drie van de verordening zijn de categorieën twee en drie van het Maatregelenbesluit samengevoegd. De reden hiervoor is gelegen in het feit, dat in praktijk het onderscheid tussen de categorieën twee en drie van het Maatregelenbesluit zo marginaal werden bevonden dat het verschil in de op te leggen maatregel niet goed uit te verklaren was. Door in de verordening de verschillende gedragingen in één categorie te plaatsen is dit bezwaar verdwenen en wordt beter voldaan aan de hiervoor genoemde uitgangspunten. Voor de hoogte van de op grond van de verordening bij categorie twee op te leggen maatregel is aangesloten bij die van categorie drie uit het Maatregelenbesluit. De bij categorie één op te leggen maatregel is het dubbele (10%, uitgedrukt in een bedrag) van die welke onder het Maatregelenbesluit kon worden opgelegd (5%). De reden hiervoor is gelegen in het feit dat een maatregel van 5% in praktijk door de belanghebbenden niet als serieuze maatregel wordt beschouwd. Een dergelijke maatregel leidde in praktijk bijna nooit tot de met de maatregel voorgestane gedragsverbetering. Met een maatregel van 10% of hoger komen de hiervoor genoemde uitgangspunten voor het opleggen van een maatregel beter tot uiting. Tweede lid Als binnen één jaar na een eerste verwijtbare gedraging sprake is van een verwijtbare gedraging, wordt de grotere mate van verwijtbaarheid tot uitdrukking gebracht in een verdubbeling van de hoogte van de maatregel in de voor die gedraging van toepassing categorie. Met de eerste verwijtbare gedraging wordt de eerste gedraging bedoeld die aanleiding is geweest tot een maatregel. Voor het bepalen van de aanvang van de termijn van 12 maanden, geldt het tijdstip waarop het besluit waarmee de eerdere maatregel is opgelegd, bekend is gemaakt. Van recidive is ook sprake als de eerste maatregel is opgelegd vanwege een verwijtbare gedraging van partner 1 en de tweede

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 115