Artikel 11 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de
bijstand
Eerste lid
In artikel 17, eerste lid, WWB is bepaald dat belanghebbende op verzoek of onverwijld uit eigen
beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk
moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Onder
'onverwijld' wordt daarbij verstaan: door vermelding van de relevante feiten op de inkomstenverklaring
van de maand waarop die feiten (voor het eerst) betrekking hebben of het wijzingsformulier dat uiterlijk
op de laatste dag waarin de wijziging zich heeft voorgedaan bij de vakdirectie Sociale Zaken moet zijn
aangeleverd. De ernst van de gedraging komt tot uitdrukking in de hoogte van het bruto
benadelingsbedrag. Dat is het door de gemeente te veel betaalde bedrag aan bijstand.
Tweede lid
In tegenstelling tot de andere maatregelen, die worden opgelegd op de netto-bijstandsuitkering,
worden de maatregelen op grond dit artikel, in overeenstemming met de richtlijn sociale zekerheid
afhankelijk gesteld van de hoogte van het brutobedrag aan bijstand die als gevolg van de schending
van die verplichting ten onrechte of te veel aan de belanghebbende is betaald. In deze gevallen is
immers in het algemeen al belasting afgedragen. Voor de wijze van bepaling van de op te leggen
maatregel is aangesloten bij de onder de Abw geldende berekeningswijze van de boete: 10% van het
bruto benadelingsbedrag. Vanwege uitvoeringsaspecten echter één verschil: geen berekening van de
op te leggen maatregel op grond van een percentage van het bruto benadelingsbedrag, maar
vaststelling van de maatregel op basis van een vast bedrag per categorie en wel als volgt:
a. bij een bruto benadelingsbedrag tot 1.000,-: een maatregel van 100,-;
b. bij een bruto benadelingsbedrag van 1.000,- tot 2.000,-: een maatregel van 200,-;
c. bij een bruto benadelingsbedrag van 2.000,- tot 4.000,-: een maatregel van 400,-;
d. bij een bruto benadelingsbedrag van 4.000,- tot 6.000,-: een maatregel van 1.000,-.
Bij bruto benadelingsbedragen van 4.000,- tot 6.000,- wordt, vanwege de ernst daarvan,
afgeweken van de 10% redenering. Het gaat daarbij in het algemeen om fraudes van langere duur,
waarbij een hogere maatregel mogelijk preventiever werkt dan een maatregel van 10% van het bruto
benadelingsbedrag zoals bedoeld onder de punten a tot en met c. Is de maatregel van 1.000,-
genoemd onder d echter hoger dan de van toepassing zijnde norm, dan wordt de maatregel beperkt
tot de van toepassing zijnde norm gedurende één maand.
Opgemerkt wordt dat de op te leggen maatregel bij inlichtingenfraude niet op zich staat. Naast het
opleggen van een maatregel wordt tevens het ten onrechte bijstandsbedrag van de belanghebbende
teruggevorderd. De maatregel wordt toegepast op de toekomstige bijstandsuitkering van de
belanghebbende en wel in de maand volgende op die waarin de maatregel is opgelegd. Hier is een
breuk met het verleden waarneembaar. Opgelegde boeten werden namelijk in termijnen, geïnd, de
maatregel vanwege inlichtingenfraude in één bedrag in één maand door verrekening met de uitkering.
Het realiseren van de maatregel heeft daarbij voorrang boven het (al dan niet in termijnen)
terugvorderen van het ten onrechte ontvangen bijstandsbedrag.
De Algemene bijstandswet kende bepalingen met betrekking tot terugvordering van ten onrechte
verstrekte bijstand. Deze hielden in dat als het de belanghebbende buiten diens toedoen redelijkerwijs
duidelijk kon zijn dat onverschuldigd is betaald, een verjaringstermijn van twee jaar gold. Deze termijn
van 2 jaar ving aan op het moment dat de bijstand werd verleend.
Voor verjaring in de overige gevallen, waar artikel 11 betrekking op heeft, werd aangesloten bij artikel
309 van boek 3 van het BW. Op grond van dit artikel heeft de gemeente vanaf het moment dat
duidelijk is dat verstrekte bijstand teruggevorderd moet worden 5 jaar om hiertoe te besluiten. Daarbij
geldt dat alle ten onrechte verstrekte bijstand worden teruggevorderd, mits dit gebeurt binnen 20 jaar
nadat de bijstand is betaald. Voor het opleggen van een boete terzake van ten onrechte verstrekte
bijstand lagen dezelfde termijnen ten grondslag. Eind 2003 is besloten dit beleid ook onder de Wwb
voort te zetten. Dit betekent dat de hierboven genoemde termijnen ook van toepassing zijn op de op
grond van artikel 11 op te leggen maatregelen.
De relatie met de strafrechtelijke sanctie
Onder het boeteregime van de Abw bestond de verplichting voor gemeenten om proces-verbaal op te
maken en aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie als er sprake was van fraude en het
14