verloren. Nog kritischer is het onderscheid tussen het feitelijk niet aanvaarden van arbeid en artikel 8, lid 2, onderdeel c (gedragingen die de inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren). Een voorbeeld: Meneer Jansen, administratieve kracht, weigert door zijn werkgever opgedragen eenvoudig lichamelijk werk te doen (opruimen archief). Hij motiveert dit met de stelling dat hij niet gebouwd is op dergelijk lichamelijk werk. Hij is bovendien te goed opgeleid voor dit soort werk. De werkgever ontslaat hem na herhaaldelijke weigering. Na ingestroomd te zijn in de WWB solliciteert meneer Jansen in het kader van een daartoe opgezet traject op een functie bij TPG Wanneer meneer Jansen tijdens het sollicitatiegesprek te horen krijgt dat hij, naast het administratieve werk, in voorkomende gevallen bereid moet zijn andersoortige werkzaamheden te verrichten zoals het opruimen van het archief, weigert hij dit op voorhand. Hij stelt niet gebouwd te zijn op dergelijke arbeid. Door zijn houding gaat de baan aan hem voorbij. Het ontslag leidt tot een maatregel van 100%. De gedraging tijdens de sollicitatie leidt tot een maatregel van 20%. Binnen een traject van arbeidsaanvaarding zijn verschillende stadia te onderscheiden. Het niet naar vermogen trachten arbeid te aanvaarden, de gedraging die de inschakeling frustreert en het feitelijk niet aanvaarden van de arbeid spelen zich af in verschillende stadia. De juridisch aantoonbare invloed op het uiteindelijk verkrijgen van de baan is in deze stadia verschillend. Daarmee is de grond om in de verschillende stadia verschillende maatregelen op te leggen gegeven. Zoals vermeld is het verschil echter te groot. Het ware beter om categorie 2 op 50% te stellen. Indien individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de maatregel immers gematigd worden. Daarmee wordt tevens beter recht gedaan aan de meer individuele benadering van de WWB. Een extra argument om categorie 2 op 50% te stellen is het verschil met categorie 1 ad 10%. De commissie mist hier namelijk de consistente lijn ten opzichte van de vorige maatregelenverordening: o Een waarschuwing kent de nieuwe verordening niet. De motivering hiervan is tweeledig. Dit is een bewuste verzwaring van het beleid ten opzichte van de ABW-periode. o De maatregel van de eerste categorie is verdubbeld ten opzichte van de verordening uit de ABW-periode. Men motiveert dit met de stelling dat een maatregel van 5% niet als serieus wordt ervaren. Ook hier een bewuste verzwaring van het beleid. o Vervolgens worden de categorieën 2 (10%) en 3 (20%) van het vorige maatregelen-besluit op een hoop gegooid en ontstaat de nieuwe categorie 2 (20%). Met name voor de oude categorie 3-gedragingen is er geen sprake van verzwaring van het beleid. De WWB legt het accent veel meer dan de ABW op behoud van arbeid en het verkrijgen van arbeid. Het ligt daarom naar het oordeel van de commissie in de lijn om gedragingen die het verkrijgen van arbeid of behouden van arbeid frustreren zwaarder te straffen dan onder de ABW. 3

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 93