Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 23445] Dienst/afdeling: JP Betreft: Inleiding Voorstel Motivering/Toelichting Agendapuntnummer: 1s. Aantal bijlagen: -- Voorstel tot het afwijzen van een verzoek om vrijstelling ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van de Tuinbouwontwikkelingsmaatschappij voor het oprichten van twee giastuinbouwcomplexen aan de Weimersedreef te Prinsenbeek. Door de Tuinbouwontwikkelingsmaatschappij te 's-Hertogenbosch is een verzoek om vrijstelling ex artikel 19, lid 1 WRO ingediend voor het oprichten van twee giastuinbouwcomplexen aan de Weimersedreef te Prinsenbeek. Dit verzoek om vrijstelling is ingediend omdat de te realiseren giastuinbouwcomplexen groter zijn dan de toegstane 4 ha glasopstanden op grond van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek. Te besluiten het verzoek om vrijstelling ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening d.d. 17 februari 2004 van de Tuinbouwontwikkelingsmaatschappij (TOM) te 's-Hertogenbosch voor het oprichten van twee giastuinbouwcomplexen aan de Weimersedreef te Prinsenbeek af te wijzen. Alvorens inhoudelijk op het verzoek in te gaan eerst de volgende informatie over het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek", vastgesteld door uw raad op 31 augustus 2000, goedgekerud door Gedeputeerde Staten op 10 april 2001 en onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 27 november 2002. De percelen, waarop de beide complexen gerealiseerd moeten worden, zijn dus gelegen in voornoemd bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek". Deze gronden zijn hierin bestemd tot "Agrarisch gebied". Hierbij is bepaald dat de als zodanig aangewezen gronden onder andere zijn bestemd voor agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening. Op deze gronden mag slechts heel beperkt worden gebouwd. De voorschriften geven verder aan dat wij als college deze bestemming kunnen wijzigen in de bestemming "Agrarisch bouwvlak" onder in het plan aangegeven voorwaarden. Na toekenning van een dergelijk "Agrarisch bouwvlak" mag hierbinnen maximaal 2,5 ha bebouwd worden voor zover dit noodzakelijk is voor een glastuinbouwbedrijf. Ook hier hebben wij als college weer de bevoegdheid om het betreffende bouwvlak te vergroten tot maximaal 4 ha indien het om een glastuinbouwbedrijf gaat. Ook hebben wij in het betreffende bestemmingsplan de bevoegdheid gekregen het bestemmingsplan te wijzigen teneinde aan de bestaande bedrijven de aanduiding "glastuinbouw" toe te voegen. Bij de opzet van het bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek" zijn diverse zaken met betrekking tot de glastuinbouwontwikkeling in een gedeelte van Prinsenbeek gewogen. Zowel in het Streekplan uit 1992 als in het Streekplan Brabant in Balans uit 2002 is een gedeelte van het landelijk gebied in Prinsenbeek aangewezen als glastuinbouwontwikkelingsgebied. In het Stadsregionaal Uitwerkingsplan (SRUP) is hier verder vorm aan gegeven. Hierin is dan ook gesteld dat er binnen de stadsregio op basis van het eerdergenoemde streekplan mogelijkheden zijn voor uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven in de gebieden ten (noord)westen en ten zuiden van Prinsenbeek. Omschakeling naar glastuinbouw alsmede incidentele nieuwvestiging is hier ook toegestaan. Vanwege de schaal van het gebied, de nabijheid van de woonbebouwing en de stadsregionale verstedelijkingsoptie op langere termijn is het gebied niet beschikbaar voor grootschalige nieuwvestiging van glastuinbouw aldus het SRUP. Ook in de nota glastuinbouw van de provincie Noord-Brabant uit 1995 wordt nogmaals het vestigingsbeleid voor glastuinbouw verder beschreven. In genoemde nota wordt gesteld dat er tal van redenen zijn om de ontwikkelingen van de glastuinbouw te stimuleren in gebieden waar deze duurzaam en optimaal kan ontwikkelen. De ontwikkelingsgebieden voor glastuinbouw worden verder niet ter discussie gesteld. Tenslotte wordt in de ze nota ook nog gesteld een aantal gebieden aan te wijzen die -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 89