Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 23917] Dienst/afdeling: JP Betreft: Inleiding Voorstel Motivering/T oelichting Agendapuntnummer: 1c Aantal bijlagen: Het afwijzen van het verzoek om planschadevergoeding ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van de heer A.J. van den Bliek, Roskam 36 te Breda. Door de heer A.J. van den Bliek, Roskam 36 te Breda is een verzoek om planschadevergoeding* ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ingediend. Het verzoek is op 6 januari 2004 ontvankelijk verklaard en in handen gesteld van de schadebeoordelingscommissie, de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) te Rotterdam. Op 16 juli is het door de SAOZ uitgebrachte advies* ontvangen, wat voor uw raad ter inzage ligt. Het verzoek om planschadevergoeding van de heer A.J. van den Bliek, Roskam 36 te Breda afwijzen conform het bij dit raadsvoorstel behorende conceptraadsbesluit. De woning van verzoeker, Roskam 36 te Breda is thans gelegen in het bestemmingsplan "Princenhage" dat werd vastgesteld op 31 januari 2002 en door Gedeputeerde Staten op 10 september 2002 gedeeltelijk werd goedgekeurd. Op 17 december 2003 is het plan voor wat betreft de Roskam en omgeving onherroepelijk geworden. Het naast de woning van verzoeker gerealiseerde bouwplan van de 37 woningen en 66 appartementen is gerealiseerd met een vrijstelling ex artikel 19 WRO. Deze vrijstelling is verleend op 4 september 2002 waarna op 1 oktober 2002 de bouwvergunning is verleend. De tijdstippen van vrijstelling en de bouwvergunning liggen zeer dicht op de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Princenhage". Daar komt bij dat het bestemmingsplan planologisch iets meer mogelijk maakt dan de met toepassing van artikel 19 WRO gerealiseerde bebouwing. Derhalve is door de schade- beoordelingscommissie in het advies een planologische vergelijking gemaakt tussen het regime van het bestemmingsplan "Princenhage West II 1976" en het bestemmingsplan "Princenhage". Op basis van het bestemmingsplan "Princenhage West II 1976 waren de gronden gelegen direct ten noorden, westen en zuidwesten van het perceel van belanghebbende bestemt voor een motel met bijbehorende voorzieningen. Ter plaatse kon direct tegen de perceelgrens, zowel aan de noord- als westzijde, een motel worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van 13,20 meter. Aan de westzijde van het perceel van verzoeker bevond zich een bebouwingsvlak waar een hoogte tot maximaal 18 meter was toegestaan. Dit vlak bevond zich op circa 26 meter van de perceelsgrens en ongeveer 60 meter van de achtergevel van de woning, Roskam 36. Thans zijn op de gronden gelegen ten noorden van belanghebbende 37 vrij- en halfvrijstaande woningen gebouwd, terwijl aan de westzijde 66 appartementen zijn gerealiseerd in drie woonblokken. De woningen liggen op een afstand van circa 10 meter ten noorden van de achterperceelsgrens van belanghebbende. Het meest zuidelijke blok met appartementen staat op een afstand van ongeveer 18 meter van de perceelsgrens. Het nieuwe planologisch regime laat aan de noordzijde van het perceel op minimaal 5 meter uit de perceelsgrens een goothoogte tot 6 meter met een kap toe. In de strook aan de westelijke zijde is bebouwing tot een hoogte van maximaal 20 meter toegestaan op een afstand tot de perceelsgrens van minimaal 6 meter in het zuidwesten tot maximaal 22 meter in het westen. Hoewel de maximale hoogte in de nieuwe situatie de toegestane hoogte in de oude situatie overtreft, zal gezien de grotere afstand tot de perceelsgrens de bebouwing in de nieuwe situatie niet meer negatieve effecten op het woongenot van belanghebbende hebben dan in de oude situatie mogelijk was geweest. Qua bebouwingsmogelijkheden heeft de nieuwe planologische situatie dan ook niet geleid tot een voor belanghebbende planologisch nadeliger situatie. -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 11