Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 21382] Dienst/afdeling: CAJZ Betreft: Voorstel Motivering/Toelichting Inleiding Agendapuntnummer: 1d Aantal bijlagen: -- Het bezwaarschrift van Cordemeyer Slager namens de heer P. J.M. de Nijs tegen het besluit van 25 april 2000 tot het toewijzen van een verzoek om planschadevergoeding o.g.v. art. 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, Op 25 april 2000 heeft de gemeenteraad van Breda het besluit genomen tot het toewijzen van een verzoek om planschadevergoeding als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening Aan reclamant is een bedrag van destijds f. 2.950,- 1.338,65 toegekend. Bij brief van 20 mei 2000 heeft Cordemeyer Slager namens de heer P.J.M. de Nijs hiertegen een bezwaarschrift ingediend in verband met de toegekende hoogte. U wordt voorgesteld het bezwaarschrift, overeenkomstig het advies van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen en aan reclamant ingevolge artikel 49 WRO een bedrag van 6.026,96 (f. 13.361,-) als planschadevergoeding toe te kennen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 1999 tot de datum van uitbetaling. U wordt voorgesteld het gehele bedrag aan schadevergoeding ten bedrage van 6.026,96 (f. 13.361,-) aan reclamant uit te keren, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de voormalige mede-eigenaren zich terzake van deze aangelegenheid niet meer met een verzoek ex artikel 49 WRO tot de gemeente wenden c.q. finale kwijting verlenen. Verder wordt u voorgesteld, overeenkomstig het advies van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften, reclamant in aanmerking te brengen voor vergoeding van de taxatiekosten voor het rapport van de makelaar o.z. C.N. van de Water, ten bedrage van 240,- (f.528,75) Bij brief van 2 februari 2000 heeft reclamant de gemeenteraad verzocht om toekenning van planschadevergoeding in verband met waardevermindering van de bij hem in eigendom zijnde woning Haagweg 127. Reclamant claimt planschade te hebben geleden als gevolg van het op 23 december 1997 verlenen van vrijstelling ex artikel 19 WRO ten behoeve van de oprichting van woningbebouwing in de directe omgeving van zijn eigendom. De planschade wordt door reclamant geschat op f. 35.000,- 15.882,31 als gevolg van een beperking van de zonne-inval en de aantasting van de privacy. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder: WRO), voor zover hier van belang, kent de gemeenteraad, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Voor de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 49 WRO dient te worden bezien of sprake is van een wijziging van het planologische regime waardoor een belanghebbende in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dienen de beweerdelijk schadeveroorzakende planologische maatregelen te worden vergeleken met het voordien geldende planologische regime. Daarbij is niet de feitelijke situatie van belang, maar hetgeen op grond van dat planologische regime maximaal kon worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 15