Verordening uitvoering Wet kinderopvang gemeente Breda De raad van de gemeente Breda; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van nr. inzake gelet op artikel 25 van de Wet kinderopvang en artikel 149 van de Gemeentewet; overwegende dat het noodzakelijk is de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming door de gemeente in de kosten van kinderopvang bij verordening te regelen; besluit vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING UITVOERING WET KINDEROPVANG GEMEENTE BREDA HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. het college: het college van burgemeester en wethouders van Breda; b. de wet: de Wet kinderopvang; HOOFDSTUK 2. AANVRAAG VAN DE TEGEMOETKOMING Artikel 2.1 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, voor personen bedoeld in artikel 22 van de wet, bevat: a. naam, adres, geboortedatum en sofi-nummer van de ouder; b. Als dit van toepassing is: naam, geboortedatum en sofi-nummer van de partner en, als dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner; c. naam, geboortedatum en (zo mogelijk) sofi-nummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft; d. een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang; e. gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 22 van de wet; f. overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten op de aanvraag van de tegemoetkoming. 2. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, voor personen waarvoor mogelijk een sociaal-medische indicatie geldt zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel k en/of I van de wet, bevat de gegevens zoals aangegeven in het vorige lid onder a,b,c,e en f. 3. Zodra vastgesteld is dat er sprake is van een sociaal-medische indicatie, kan het college verzoeken de gegevens zoals bedoeld in lid 1 onder d te overleggen. 4. Voordat het college een besluit neemt op de aanvraag zoals bedoeld onder lid 2 wint het advies in bij een onafhankelijke organisatie die over voldoende deskundigheid beschikt. Versie raadsvoorstel 1

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 40