Algemene toelichting 1. inleiding Op 1 januari 2005 treedt de Wet kinderopvang (Wk) in werking. De Wk wil het ouders of verzorgers gemakkelijker maken werk en zorg te combineren. Niet alleen werkenden kunnen een beroep doen op de Wk, maar ook niet werkenden. Een aantal in de wet benoemde doelgroepen kan een beroep doen op de gemeente voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang. De vergoeding door de gemeente van een deel van de kosten voor kinderopvang heet 'tegemoetkoming', in juridische zin gaat het om een subsidie. Artikel 25 Wk bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt omtrent de tegemoetkoming van de gemeente. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming. De gemeente Breda heeft ervoor gekozen om naast de subsidieverlening ook de andere gemeentelijke taken in het kader van de Wk, de registratie, handhaving en sanctionering, in deze verordening op te nemen zodat deze taken zijn samengebracht in èèn verordening. Daarom heet deze verordening "Verordening uitvoering Wet kinderopvang gemeente Breda" 2. Karakter van de tegemoetkoming De tegemoetkoming is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten: "een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op een bepaalde activiteit van de aanvrager". Dit betekent dat de regels die de Awb stelt over subsidies van toepassing zijn op de tegemoetkomingen. Daarnaast natuurlijk de Wk zelf en deze verordening. De Algemene subsidieverordening gemeente Breda 1998 is niet van toepassing, voor deze vorm van subsidieverlening, omdat deze verordening in juridische zin specifieker is en dus voorgaat op de algemene verordening. Ten overvloede is dit in artikel 9 opgenomen. 3. De gemeentelijk doelgroepen In de artikelen 22 en 23 van de Wk zijn de gemeentelijke doelgroepen geregeld. In artikel 22 worden de doelgroepen aangeduid die aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming van de gemeente om arbeid en zorg te kunnen combineren. Daarbij moet het begrip 'arbeid' ruim worden opgevat. Ook het volgen van een traject in het kader van arbeidsinschakeling of het volgen van een scholing of een cursus valt er onder. Op grond van artikel 23 kunnen ook ouders in aanmerking komen voor een tegemoetkoming van de gemeente op grond van een sociaal-medische indicatie. Daarbij kan het zowel gaan om sociaal- medische problemen bij de ouder of zijn partner als bij het kind (artikel 6 Wk, eerste lid, onderdelen k en I). Bij sociaal-medische problemen van ouder of zijn partner moet worden gedacht aan lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen die kinderopvang noodzakelijk maken. Het college moet vaststellen dat er een sociaal-medische indicatie aanwezig is. Het college dient zich daarover te laten adviseren door een onafhankelijke organisatie die beschikt over adequate deskundigheid (artikel 23, derde lid). Het zesde lid maakt het mogelijk om bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur, nadere regels te stellen ten aanzien van het vaststellen van de noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie. Bovendien kunnen organisaties worden aangewezen die belast worden met de advisering aan het college en kunnen regels worden gesteld over de door deze organisaties te hanteren werkwijze. Naar verwachting zal dit in eerste instantie niet gebeuren zodat het de gemeente vrij staat om hier zelf een keuze in te maken. In de Versie raadsvoorstel 5

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 44