13
Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval
als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming, bijvoorbeeld als deze
een reïntegratietraject voor een bepaalde periode volgt. Door de periode van verstrekking van de
tegemoetkoming te koppelen aan de duur van het reïntegratietraject (of een andere vorm van arbeid),
kan in sommige gevallen voorkomen worden dat ten onrechte subsidie verleend wordt.
Artikel 3.5 Beperking van de aanspraak op de tegemoetkoming
De Wk regelt uitsluitend de aanspraak van ouders op een tegemoetkoming van de gemeente voor de
kosten van kinderopvang en niet de omvang van die aanspraak. Wanneer een ouder op basis van de
criteria die de wet geeft tot een gemeentelijke doelgroep behoort, heeft deze recht op een
gemeentelijke tegemoetkoming. De wet stelt geen beperkingen aan het aantal uren kinderopvang
waarvoor de tegemoetkoming wordt verstrekt. Dit past in het systeem van de wet waarin de ouder zélf
bepaalt hoeveel kinderopvang hij nodig heeft in verband met de combinatie van arbeid en zorg.
De eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang van de ouders die tot de gemeentelijke doelgroep
behoren is in bepaalde gevallen nihil, namelijk wanneer de inkomensafhankelijke eigen bijdrage door
de gemeente wordt gecompenseerd (zie artikel 24, eerste en tweede lid, onderdeel a).
Dit betekent dat voor degenen die tot deze gemeentelijke doelgroep behoren de hoogte van de eigen
bijdrage geen rem zet op de vraag naar kinderopvang. Ouders die een (substantiële) eigen bijdrage in
de kosten van kinderopvang moeten betalen, zullen de hoogte van die bijdrage mee laten wegen bij
hun vraag naar kinderopvang.
Om de kosten voor de gemeente te beperken, is daarom deze bepaling over de noodzaak van het
aantal uren kinderopvang per week in de verordening opgenomen, die de aanspraak op een
tegemoetkoming beperkt. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om per individueel geval te
beoordelen hoeveel kinderopvang per week een ouder redelijkerwijs nodig heeft om de arbeid die
deze ouder verricht te kunnen combineren met zorgtaken. Dit alleen voor die ouders die gèèn eigen
bijdrage moeten betalen; in dat geval namelijk ontbeekt de prikkel om zich hierin te beperken.
Bij het bepalen van de omvang van de kinderopvang die redelijkerwijs nodig is om arbeid en zorg te
combineren, zal ook rekening moeten worden gehouden met omstandigheden als een handicap of
chronische ziekte van de ouder(s) of een beperking die de huiselijke situatie meebrengt voor de goede
en gezonde ontwikkeling van het kind. In tegenstelling tot kinderopvang op grond van sociaal-
medische indicatie op grond van artikel 23 van de Wk, hoeft voor deze beoordeling geen advies te
worden aangevraagd.
In beleidsregels zal neergelegd worden hoe omgegaan wordt met deze bevoegdheid. Op deze wijze
wordt deze beoordeling zoveel mogelijk geobjectiveerd.
Artikel 3.6 Inhoud van de beschikking
In de beschikking moet onder andere de wijze van uitbetaling van de tegemoetkoming worden
vermeld (onderdeel f). Artikel 3.7 bepaalt dat de uitbetaling plaatsvindt in de vorm van maandelijkse
voorschotten. Onderdeel g van artikel 3.6. schrijft voor dat in de beschikking de verplichtingen van de
ouder worden opgenomen. Daarbij moet aan de volgende verplichtingen worden gedacht:
de verplichting om binnen zes weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is
verleend aan het college een overzicht te verstrekken van de feitelijke kosten van kinderopvang
over deze periode;
de informatieplicht die is opgenomen in artikel 28, eerste tot en met derde lid, Wk (en in ongeveer
dezelfde bewoordingen is overgenomen in artikel 5.1 van de verordening);
Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit
bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld.
Versie raadsvoorstel