Als de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vastgesteld,
wordt in de beschikking aangegeven hoeveel uren of dagdelen kinderopvang per week noodzakelijk
wordt geacht. Het besluit over de noodzakelijke omvang van de kinderopvang vormt de grondslag
voor de aanvraag voor een tegemoetkoming van de gemeente.
Bovendien moet in het besluit de geldigheidsduur van de indicatie worden vermeld. Deze verplichting
staat in het vierde lid van artikel 23 Wk. Het kan gaan om een geldigheidsduur voor een beperkte
termijn, maar ook om een geldigheidsduur voor onbepaalde tijd. In het indicatieadvies zal hierover ook
een uitspraak moeten worden gedaan.
Het college neemt het besluit op basis van het uitgebrachte indicatieadvies. Dit advies is niet bindend.
Dit betekent dat het college van dat advies kan afwijken. Als het college een beschikking geeft die
afwijkt van het uitgebrachte advies, zal het college de redenen voor de afwijking in de beschikking
motiveren (artikel 4:20 Awb). De motiveringverplichting geldt vooral voor het geval waarin een positief
advies wordt gegeven en het college een afwijzend besluit neemt.
Artikel 3.7 De bevoorschotting van de tegemoetkoming
De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het
totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf
gelijke delen. Bij kortere perioden wordt naar gelang de duur daarvan een andere verdeling toegepast.
De gemeente betaalt de tegemoetkoming uit aan de ouder. De ouder kan de gemeente machtigen om
de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging
verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het
bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een
betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van
bevoorschotting van de tegemoetkoming. Deze zullen er op gericht zijn om een zo eenvoudig
mogelijke administratie te verkrijgen en ervoor te zorgen dat achteraf zo min mogelijk verrekeningen
nodig zijn.
Artikel 4.1 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming
Op grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb kan het college een subsidie (dus ook een
tegemoetkoming) ambtshalve vaststellen. Ambtshalve vaststellen houdt in dat het college op eigen
initiatief de tegemoetkomingen vaststelt en dat de ouders daarvoor geen aanvraag hoeven in te
dienen.
De ouders zijn wel verplicht om binnen zes weken na afloop van de periode waarvoor de
tegemoetkoming is verleend, aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang
over deze periode te verstrekken. Als een tegemoetkoming voor een kalenderjaar is verleend, moet
het overzicht van de kosten uiterlijk zes weken na 31 december bij het college worden ingediend. Het
overzicht van de kosten kan zowel een apart jaaroverzicht zijn dat door het kindercentrum of
gastouderbureau wordt opgesteld of een verzameling van maandoverzichten. Het college heeft
vervolgens dertien weken de tijd om de tegemoetkoming vast te stellen. In deze periode kan de
gemeente een onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van
de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindcentrum of
gastouderbureau op te vragen.
In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt bepaald wat precies het bedrag is
waarop de ouder die de tegemoetkoming heeft aangevraagd recht heeft en de manier waarop dit
berekend is. Het bedrag in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming geldt daarbij als het
Versie raadsvoorstel
14