Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 23848] Dienst/afdeling: BWT Consequenties Communicatie De historische buitenplaats bestaat in de beschrijving van de RDMZ uit de volgende samenstellende onderdelen: het classicistische hoofdgebouw op rechthoekige grondslag, landhuis Burgst, bestaande uit een hoofdvleugel voorafgegaan door een door een open portico overdekt terras met aan weerszijden een licht risalerende zijvleugel; een zuidelijk en noordelijk bijgebouw aan het landhuis; een dienstwoning, varkensstal en kippenhok die eveneens op het erf van het landhuis zijn gelegen; de historische tuin- en parkaanleg; tuinsieraden; boerderij de Kleine Hoeve met bakhuis en tenslotte een Vlaamse schuur en karreschuur van de Grote Hoeve. In het kader van eerdergenoemde 'verfijningsoperatie' is door de RDMZ een voorstel voorgelegd om de (rijks)bescherming van een drietal objecten op de buitenplaats Burgst (namelijk het landhuis Burgst en twee houten schuren bij de Grote Hoeve) aanzienlijk uit te breiden, zodat het landhuis met de bijbehorende tuin- en parkaanleg en de (waardevolle) elementen van de Grote en Kleine Hoeve daarin begrepen zijn. Hiervoor heeft de RDMZ een kaart met het te beschermen terrein (tuin- en parkaanleg) en een redengevende omschrijving voorgelegd. De buitenplaats heeft zeer hoge monumentwaarden, dat wil zeggen de tuin- en parkaanleg met omliggende terreinen met inbegrip van (veel van) de aanwezige bebouwing. Het ligt dan ook in de rede om in te stemmen met de door de RDMZ voorgestelde uitbreiding van de bescherming. De destijds om advies gevraagde commissie Welstand, Architectuur en Monumenten kon daarom ook van harte instemmen met het voorstel van de RDMZ. Echter zij had nog enige vragen over de exacte omvang van het te beschermen gebied en de geselecteerde objecten. Om te beginnen komt de uitsluiting van perceel 3362 (tussen het landhuis en de Grote Hoeve) de commissie enigszins opmerkelijk voor, zowel na bestudering van de kaart als na een bezoek ter plaatse. Naar de mening van de commissie ligt het voor de hand om dit terrein binnen de omgrenzing te trekken, tenzij er dwingende redenen zijn om dit juist niet te doen. Verder zou nagegaan moeten worden of de begrenzing aan de noordzijde logisch gekozen is. In de beschrijving van de RDMZ is sprake van het "magistrale open doorzicht vanuit deze aanleg in landschapsstijl op het land aan de noordzijde". De commissie vindt dan ook dat het voor de hand ligt om ook dit open land in de bescherming mee te nemen. Ten aanzien van de geselecteerde objecten vraagt de commissie zich af waarom het hoofdgebouw van de Grote Hoeve niet in de omschrijving is opgenomen, terwijl deze toch de kern van het boerenerf vormt. Het is duidelijk dat het gebouw grotendeels is vernieuwd, maar de (in hoofdlijnen gehandhaafde) bouwmassa en het materiaalgebruik passen goed in deze historische context. De balklaag in het woongedeelte stamt uit de 16e of 17e eeuw, terwijl ook de oude stalgebinten zijn behouden. Het valt daarom te overwegen om het hoofdgebouw van de Grote Hoeve in de beschrijving van de RDMZ op te nemen. Bovenstaande overwegingen van de commissie zullen aan de RDMZ worden doorgegeven. Bij besluitvorming over de aanvraag om de historische buitenplaats aan te wijzen als beschermd monument is het van belang de mening van belanghebbenden in de overweging te betrekken. De gemeente is daartoe, op grond van artikel 3, vierde lid van de Monumentenwet 1988, gehouden betrokkenen in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Met de eigenaren/bewoners van het landhuis Burgst en woonboerderij de Grote Hoeve zijn gesprekken gevoerd (de boerderij de Kleine Hoeve is eigendom van de gemeente). De eigenaren/bewoners gaan akkoord met de aanwijzing van de historische buitenplaats Burgst. Juridisch: Monumentenwet 1988. De eigenaren informeren over het genomen raadsbesluit. -2-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 67