Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 23682]
Dienst/afdeling: JP
1.
1. W. Krijger namens M.M.F.M. Biemans.
Inhoud zienswijze.
Reclamant heeft bezwaar tegen de manier waarop zijn eigendommen in het bestemmingsplan zijn
opgenomen.
Het eerste bezwaar heeft betrekking op de vorm en omvang van het bouwvlak. In het geprojecteerde
bouwvlak zijn niet alle op het perceel staande bouwwerken opgenomen. Een al jaren op het perceel
staande stacaravan is niet in het bouwvlak opgenomen. Ook een mestplaat is niet meegenomen. Al deze
bouwwerken zijn vergund en dus niet illegaal. Een al vergunde trainingshal past ook niet binnen het thans
in het plan geprojecteerde bouwvlak (een aanvraag om deze stal op een andere locatie op te richten is in
behandeling bij de gemeente).
2.
Het tweede bezwaar van reclamant heeft betrekking op de bestemming van het bouwvlak. De thans in
het ontwerp van het bestemmingsplan gegeven bestemming wijkt af van die welke in het voorontwerp
was opgenomen. Op het bedrijf van reclamant vinden aan de paardenfokkerij gerelateerde
nevenactiviteiten plaats in vorm van koetsarrangementen met horecafaciliteiten waarover discussie
bestaat. Reclamant is van mening dat deze activiteiten ter plaatse passen. In het voorontwerp was
hiervoor een regeling opgenomen en deze is in het ontwerp weer gewijzigd. De recreatieve bestemming
is volledig verdwenen en vervangen door de bestemming "Agrarisch bouwvlak". Bovendien is de
mogelijkheid voor een kantinevoorziening verdwenen. Reclamant verzoekt dit weer in het plan op te
nemen en doet hier een voorstel voor in de zienswijzenbrief.
Beoordeling.
1.
Ten aanzien van de omvang van het aan appellant toegekende bouwvlak het volgende. Binnen het op de
plankaart opgenomen bouwvlak is rekening gehouden met alle bestaande bebouwing en nieuwe, nog op
te richten gebouwen, met uitzondering van een op het perceel staande caravan. Het is juist dat een al
vergunde trainingshal niet is meegenomen. De reden hiervan ligt in de omstandigheid dat via overleg een
nieuwe situering is gekozen voor de op te richten trainingshal. Een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid
1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening loopt hier al voor. De verwachting is dan ook dat hiervoor wel
vrijstelling en later bouwvergunning kan worden verleend. Het is dan echter wel de bedoeling dat de door
appellant bedoelde vergunning voor de trainingshal wordt ingetrokken. Met het in het ontwerp
opgenomen bouwvlak is op deze besluitvorming vooruit gelopen. Ten aanzien van de niet in het
bouwvlak opgenomen caravan en mestplaat het volgende. Het op de plankaart opgenomen bouwvlak is
vergeleken met de aan reclamant verleende milieuvergunning voor het in werking hebben van een
paardenhouderij op deze locatie en de situering van de diverse bouwwerken. Uit deze vergelijking blijkt
dat de mestplaat binnen het bouwvlak is gelegen en de caravan er buiten. De grens van het bouwvlak is
in verband hiermee aangepast en de caravan is alsnog binnen het bouwvlak opgenomen.
2.
De in het ontwerp aan het bouwvlak gegeven bestemming stemt overeen met wat in het Streekplan
Brabant in Balans 2002 is bepaald. Op grond van het Streekplan mogen geen andere dan agrarische
activiteiten in het landelijke gebied worden toegestaan. Via een inspraakreactie van een van de
omwonenden is dit ook gesteld. Er is in het ontwerp van het bestemmingsplan dan ook voor gekozen aan
het bedrijf van appellant de bestemming "Agrarisch bouwvlak" toe te kennen in verband met de exploitatie
van een volwaardige paardenhouderij/-fokkerij ter plaatse. Tegen deze achtergrond is ooit ook
bouwvergunning verleend voor een trainingshal, gehoord de Adviescommissie Agrarische
Bouwaanvragen, om de vestiging van een dergelijk agrarisch bedrijf mogelijk te maken. Gelet hierop en
op wat is bepaald in het Streekplan 2002 in deze, is overwogen geen ruimte te bieden voor andere dan
agrarische activiteiten. Gelet op wat hierover in het Streekplan is bepaald is dit het meest haalbare. Het
toestaan van horeca-activiteiten als door inspreker bedoeld is ter plaatse niet toegestaan. Het houden
van koetstochten voor zover verband houdende met de agrarische activiteit zijnde het fokken en africhten
van tuigpaarden blijft uiteraard toegestaan echter zonder de door appellant gewenste horeca-activiteiten.
Conclusie.
Deze zienswijze ten aanzien van de omvang van het bouwvlak gegrond te verklaren en voor het overige
ongegrond.
-2-