Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 23682]
Dienst/afdeling: JP
4. ZLTO namens J. van Beek.
Inhoud zienswijze.
1Bouwblok. Reclamant kan niet instemmen met de oppervlakte van het aan hem toegekende
bouwvlak. Het biedt reclamant geen reële uitbreidingsruimte. Vooral aan de westzijde is dit
noodzakelijk. Uitbreiding aan deze zijde, zoals ook op een tekening is aangegeven, is noodzakelijk in
verband met de continuïteit van het bedrijf.
2. Gebiedsbestemming. Een aantal van de percelen van reclamant zijn gelegen binnen het "Agrarisch
gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden". Hierdoor wordt reclamant geconfronteerd met
een aanlegvergunningenstelsel waarin een aantal werken en werkzaamheden als strijdig wordt
getypeerd. Landbouwkundig gebruik moet mogelijk blijven. Er kan in dat kader alleen sprake zijn van
een vereiste aanlegvergunning. Ervaren aanlegvergunningenstelsel dan ook als beperkend voor een
effectieve en efficiënte bedrijfsvoering.
3. Ontwikkelingen. Een deel van de gronden van reclamant is aangeduid als te ontwikkelen
natuurgebied. Deze aanduiding hoort volgens reclamant niet thuis op de plankaart en maakt
hiertegen dan ook bezwaar. Bovendien is het gebied, gelet op het Streekplan Noord-Brabant 2002,
te groot ingetekend. Het gebied kan bovendien pas natuurgebied worden als de gronden gebruiksvrij
zijn verworven. Reclamant maakt tevens bezwaar tegen de aanduiding te ontwikkelen
landschapselement. De aanleg van een landschapselement brengt beperkingen met zich mee bij de
teelt van producten (onttrekking grondwater en schaduwwerkingen voor het onderhoud van
watergangen). Reclamant is van mening dat sprake moet zijn van verworven gronden voordat
landschapselementen worden ontwikkeld.
Beoordeling.
1.
In het op de plankaart opgenomen bouwvlak is voldoende ruimte opgenomen om de bedrijfsbebouwing
uit te breiden in de planperiode (10 jaar). De reden dat de uitbreiding is gelegen achter de al bestaande
bebouwing is gelegen in het feit dat de landschappelijke waarde van het gebied is gelegen in de
openheid van het gebied. Door de mogelijkheid te openen de bebouwing naast elkaar te situeren zou
deze waarde onaanvaardbaar worden aangetast.
2.
De aan de gronden gegeven bestemmingen zijn afgeleid van de aanwezige waarden in het gebied en wat
hierover in het Streekplan 2002 is bepaald. Deze waarden kunnen tot gevolg hebben dat bepaalde
activiteiten te allen tijde een zodanige invloed hebben op de aanwezige waarden dat dit tot een
onevenredige aantasting zal leiden. Om nu te voorkomen dat dit eerst pas vast komt te staan bij het
aanvragen van een aanlegvergunning is dit rechtstreeks in het bestemmingsplan via een verbod op het
uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden opgenomen. Dit geeft duidelijkheid richting de
ondernemer en voorkomt onnodige procedures.
3.
De aanduiding "te ontwikkelen natuur" behoort wel op de plankaart te zijn opgenomen omdat er in de
wijzigingsbevoegdheid bij de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden
hiernaar een verwijzing is opgenomen. De begrenzing van het gebied dat als "te ontwikkelen
natuurgebied" is aangeduid, volgt uit het plan voor de Herinrichting Teteringen. Aan de zuidoost kant is
een kleine wijziging doorgevoerd in de begrenzing en de onderliggende bestemming. Voor het overige
wordt deze gehandhaafd. Met het uitvoeringsinstrument landinrichting zal de beoogde natuurontwikkeling
worden gerealiseerd zodra de gronden gebruiksvrij zijn verworven. De aanleg van landschapselementen
zal in de praktijk slechts plaatsvinden op gronden welke eigendom zijn van degene die het
landschapselement zal aanbrengen. Een andere mogelijkheid is dat een eigenaar van gronden zelf een
landschapselement aanbrengt dan wel een andere instantie de toestemming en gelegenheid geeft een
landschapselement aan te leggen. Deze zijn dan ook bekend met de eventuele nadelige gevolgen die
deze aanleg met zich kan brengen.
Conclusie.
Deze zienswijze ongegrond te verklaren.
-7-