Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 24081]
Dienst/afdeling: JP
g. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,50 meter, met dien
verstande dat de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen op de perceelgrens niet meer mag
bedragen dan 3 meter;
h. de absolute hoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5 meter bedragen terwijl de
absolute hoogte van aangebouwde bijgebouwen niet meer dan 7,50 meter mag bedragen.
Voor erfafscheidingen geldt een hoogte van 2 meter tenzij het betreft erfafscheidingen vóór de primaire
bebouwingsgrens waar de absolute hoogte ten hoogste 0,60 meter mag bedragen.
Op15 juli 2002 is met toepassing van artikel 19, lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO)
vergunning verleend voor de bouw van een uitbreiding aan de woning en de bouw van een berging/
garage op het adres Hooistraat 34 te Teteringen. De woning wordt met ongeveer 40 m2 uitgebreid door
middel van een aanbouw en achter de woning wordt een vrijstaand bijgebouw met een oppervlakte van
ongeveer 74 m2 opgericht.
Het bouwplan voldoet niet aan de voorschriften van het vigerende bestemmingsplan. De toegestane
bouwoppervlakte voor bijgebouwen, van 50 m2, is overschreden. Tevens is een deel van het bijgebouw
niet op de perceelsgrens gesitueerd.
De besluiten tot bouwvergunning en toepassing van artikel 19 WRO zijn op 16 juli 2002 in werking
getreden en na intrekking van het ingestelde beroep per 19 juni 2003 onherroepelijk geworden.
In het planschadeverzoek wordt gesteld dat door de oprichting van een vrijstaande stenen muur met een
hoogte van ruim 3 meter in het verlengde van de uitbreiding van de woning op het buurperceel, het
woongenot Van belanghebbenden is verminderd, waardoor het object in waarde is gedaald.
Op grond van het bestemmingsplan 'Komplan Teteringen' behoort een aangebouwd bijgebouw aan de
woning, Hooistraat 34, tot de mogelijkheden. Deze uitbreiding kan na 3 meter uit de primaire, d.i. voorste,
bebouwingsgrens tegen de perceelsgrens aangebouwd worden, waarbij de maximale goothoogte is
bepaald op 3 meter.
Tevens maken de bepalingen van het plan de oprichting mogelijk van een vrijstaand bijgebouw, dat
eventueel tegen de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd en een maximale absolute hoogte
tot 5 meter mag hebben.
De nieuwe planologische situatie na toepassing van artikel 19, lid 3 van de WRO heeft voor verzoekers
tot gevolg dat zij geconfronteerd worden met een vrijstaande muur, gelegen in het verlengde van de
uitbreiding op de begane grond van de woning op het buurperceel. Deze muur met een hoogte van circa
3 meter staat tegen hun perceelgrens, heeft een lengte van ongeveer 4 meter en steekt ongeveer een
meter boven de al op het perceel van belanghebbenden aanwezige gemetselde erfafscheiding.
Onder het vigerende planologische regime hebben belanghebbenden echter eveneens rekening te
houden met de mogelijkheid van bebouwing tegen de perceelsgrens. Zowel een losstaand bijgebouw als
een aangebouwd bijgebouw zou ter plaatse tegen de perceelgrens opgericht mogen worden opgericht tot
een goothoogte van 3 meter en een absolute hoogte van 5 meter is toegestaan.
De negatieve invloed op het woongenot van belanghebbenden die uitgaat van de oprichting van een
dergelijk vrijstaand of aangebouwd bijgebouw is op het gebied van beperking van uitzicht, schaduw
werking en het opwekken van een gevoel van beklemming even groot en wellicht groter dan de invloed
van de huidige 4 meter lange en 3 meter hoge muur.
Er is daarom in alle redelijkheid geen sprake van een voor belanghebbenden ontstane nadeliger positie
waaruit op grond van artikel 49 WRO een voor vergoeding vatbare schade in de vorm van waardevermin
dering is voortgevloeid.
Ook anderszins is de vrijstelling bezien tegen de achtergrond van de voorheen al toegestane bouw
mogelijkheden redelijkerwijs niet als planologisch nadeliger te beschouwen.
De schadebeoordelingscommissie adviseert uw raad dan ook het verzoek om planschadevergoeding af
te wijzen. Ons college kan instemmen met het door de schadebeoordelingscommissie aan u uitgebracht
advies en stelt uw raad voor het verzoek om planschade van de heer en mevrouw Soer, Hooistraat 36a
te Teteringen af te wijzen.