Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 24241]
Dienst/afdeling: RGR
De Rekenkamer let hierbij op de randvoorwaarden van goed bestuur. Dat wil zeggen dat ze oog heeft
voor zaken als integriteit, democratische besluitvorming, inzicht in het gemeentelijk functioneren en het
vergroten van de publieke verantwoording daarover.
Hoe dit doel bereiken?
Om haar doel te bereiken zal de rekenkamer allereerst objectief onderzoek uitvoeren. Hierover wordt
vervolgens gerapporteerd, advies gegeven en gepubliceerd. Termen als onafhankelijkheid, objectiviteit
en zorgvuldigheid staan hierbij hoog in het vaandel. Op basis van de uitkomsten van een onderzoek geeft
de rekenkamer aanbevelingen en adviezen over de maatschappelijke effecten van het gevoerde beleid
en de vooraf opgestelde doelstellingen. Het gaat daarbij op het leren en verbeteren. Met haar conclusies
en aanbevelingen vanuit de onderzoeken richt de rekenkamer zich in de eerste plaats tot de Bredase
gemeenteraad. Daarnaast brengt ze de onderzoeksresultaten onder de aandacht van de Bredase
burgers. Zo kan de controlerende taak van de gemeenteraad worden versterkt en tegelijkertijd voor de
bevolking van Breda zichtbaar worden gemaakt wat er terechtkomt van de beleidsvoornemens van de
gemeente Breda. Op deze manier bedient de Rekenkamer haar belangrijkste doelgroepen de
gemeenteraad en de Bredase bevolking.
Vermeld wordt nog dat de rekenkamer niet de plaats inneemt van de accountant. De accountant
beoordeelt met name of de uitgaven inderdaad rechtmatig zijn gedaan.
Conceptverordening op de gemeentelijke rekenkamer
In de conceptverordening is o.a. opgenomen:
de taak van de rekenkamer;
de samenstelling (3 personen, een voorzitter en 2 leden);
benoeming/ontslag van de voorzitter en leden; benoeming vindt plaats voor 6 jaar;
voordracht aan de raad voor de benoeming voorzitter en leden geschiedt door een selectiecommissie
van 5 raadsleden uit de commissie Algemene Zaken;
werkwijze, bevoegdheden en de rapportage;
budget rekenkamer (zie hieronder de 3 scenario's);
Een tweetal zaken wordt hieronder verder uitgewerkt.
A. Het kiezen van onderwerpen voor onderzoek onderzoeksprogrammering
De instelling van een rekenkamer biedt een belangrijke mogelijkheid tot deskundig en onafhankelijk
onderzoek naar de uitvoering en effecten van gemeentelijk beleid. De rekenkamer bepaalt zelf naar
welke onderwerpen zij onderzoeken uitvoert, op welke wijze en op welke moment zij dat doet. Dat neemt
niet weg dat zij open dient te staan voor suggesties voor onderzoeken van de raad en het college van
burgemeester en wethouders; tevens kan de burger onderwerpen voor onderzoek aandragen. Uit het
geheel van eigen suggesties en die van anderen kiest de rekenkamer haar onderzoeksonderwerpen.
Uit het feit dat de raad verzoeken voor een onderzoek kan doen (artikel 182 van der wet) blijkt dat een
verzoek van de raad een bijzondere plaats inneemt. Het ligt in de rede dat de raad bij een dergelijk
verzoek goed motiveert waarom het onderzoek zou moeten worden verricht, en waarom het gewenst is
dat de rekenkamer dat doet. Als de rekenkamer aan zo'n gemotiveerd verzoek niet voldoet, ligt het voor
de hand dat zij daarvoor goede gronden aanvoert.
Jaarlijks brengt de rekenkamer haar onderzoeksplan ter kennisneming van de raad. In het jaarverslag
geeft de rekenkamer aan in hoeverre zij uitvoering heeft gegeven aan dit onderzoeksplan en welke
resultaten zijn bereikt.
B. De verplichting te rapporteren
Het is de bedoeling dat de resultaten van onderzoeken van de rekenkamer effect sorteren. Het
gemeentebestuur moet als het ware geprikkeld worden tot het doen van verbetering. Om dit te
bevorderen, dienen de bevindingen, conclusies en aanbevelingen vastgelegd te worden in openbare
rapporten. Bovendien vormen de rapportages van de rekenkamer een goed aanknopingspunt voor het
afleggen van rekenschap aan de burgers, wat leidt tot een grotere mate van (zowel interne als externe)
transparantie waardoor eveneens de publieke verantwoording wordt afgelegd.
Met het oog op zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt op het, nog
niet gepubliceerde rapport te reageren. Op deze manier kunnen feitelijke onjuistheden worden
onderschept. In de verordening is vastgelegd op welk moment in het onderzoeksproces wederhoor moet
plaatsvinden en binnen welke termijn betrokkenen hun zienswijze kenbaar kunnen maken.
-2-