Artikelsgewijze toelichting op de Verordening op de gemeentelijke rekenkamer
Artikel 1
Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel
moeten worden uitgeschreven. In deze verordening is gekozen om de begrippen doeltreffendheid,
doelmatigheid en rechtmatigheid (die in artikel 182 van de Gemeentewet zijn genoemd) niet in artikel
1 op te nemen. Hiermee willen wij voorkomen dat gemeenten in de verordening een eigen definitie
hanteren. Wel wordt in deze toelichting uiteengezet wat onder deze termen wordt verstaan.
Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten
worden bereikt.
Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het
beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt.
Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan
vooral om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming
van de gemeentelijke baten en lasten.
Artikel 2
De raad kan op grond van de Gemeentewet een gemeentelijke rekenkamer instellen. De rekenkamer
bestaat echter niet van rechtswege; de raad moet haar uitdrukkelijk instellen (artikel 81a). Daarin
voorziet het eerste lid. Verder moet de raad bepalen hoeveel leden de kamer zal hebben (artikel 81b).
De wet geeft geen regels voor het aantal, maar in de praktijk zal een gemeente doorgaans kiezen
tussen een eenhoofdige rekehkamer, ook wel aangeduid als het "directeursmodel", en een collegiale
rekenkamer van drie personen, zoals de Algemene Rekenkamer bij het Rijk.
Artikel 4
In deze verordening wordt er van uitgegaan dat beslissingen van de raad over de rekenkamer worden
voorbereid door een commissie uit de raad. Hiervoor wordt de raadscommissie Algemene Zaken
aangewezen; deze commissie is het aanspreekpunt voor de aangelegenheden met betrekking tot de
rekenkamer.De commissie treedt als 'ontvanger' van de rekenkameronderzoeken op en onderhoudt
ook de overige contacten met de rekenkamer.
Artikel 5
Het eerste lid bevat de bepaling dat de leden van de rekenkamer worden benoemd op de voordracht
van een uit de commissie Algemene Zaken samengestelde selectiecommissie van 5 raadsleden.
Op grond van artikel 81e zullen de leden van de rekenkamer openbaar moeten maken welke andere
functies dan het lidmaatschap van de rekenkamer zij vervullen. Artikel 81f noemt de functies die
onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de rekenkamer. Alvorens tot benoeming van een lid over
te gaan, zal de raad dus zeker moeten stellen dat artikel 81 f aan de benoeming niet in de weg staat.
Het derde lid van artikel 5 bepaalt dat de selectiecommissie de hiervoor benodigde informatie moet
verschaffen. De kandidaat-leden zullen dus via de selectiecommissie de informatie moeten
verschaffen die op grond van artikel 81e van de wet na benoeming openbaar gemaakt zal moeten
worden. Ook zal duidelijk moeten zijn dat een beoogd lid zijn kandidatuur aanvaardt. Tot slot is een
verklaring omtrent het gedrag vereist.
Op grond van artikel 81c, tweede lid, van de wet benoemt de raad de voorzitter van de rekenkamer in
functie. Het derde lid geeft in aanvulling daarop een regeling voor de vervulling van het
voorzitterschap als de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn functie te vervullen. De raad