zou er voor kunnen kiezen daarvoor steeds een ad hoe regeling te treffen, maar uit een oogpunt van snelheid en flexibiliteit, bijvoorbeeld als sprake is van ziekte, heeft het de voorkeur een algemene regel te stellen zoals hier in lid 4 van artikel 5 is gedaan. Artikel 81c, vijfde lid, van de wet bevat het voorschrift dat voorafgaand aan benoemingen overleg wordt gevoerd met de rekenkamer. De wet bepaalt niets over de vorm die dat overleg moet hebben. Daar heeft de raad dus een keuze. In de voorliggende verordening is dit geregeld in de vorm van een advies aan de selectiecommissie van de zittende leden van de rekenkamer. Verder zal vastgesteld moeten worden dat bij de te benoemen leden van de rekenkamer is voldaan aan artikel 81 f van de wet, waarin de incompatabiliteiten worden geregeld: de "geloofsbrieven" van de kandidaten. Artikel 6 Op grond van artikel 81c, derde lid, kan de raad plaatsvervangende leden benoemen. Dit is overigens vooralsnog feitelijk niet de bedoeling. De wet bepaalt verder niets over hun rol. De plaatsvervangende leden kunnen tijdelijk invallen als een van de leden doorziekte of anderszins langere tijd niet in staat is zijn functie uit te oefenen. Ook kunnen ze opgeroepen worden om voor een speciaal project tijdelijk de rekenkamer aan te vullen. Het tweede lid verklaart de bepalingen uit deze verordening van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden om te voorkomen dat deze plaatsvervangende leden bepaalde (onderzoeks)bevoegdheden niet zouden kunnen gebruiken. Artikel 7 Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties een en ander conform de bepalingen van de Gemeentewet. Artikel 8 De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de rekenkamer ten opzichte van de raad is een borg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak. De rekenkamer is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad. Artikel 9 De raad stelt de vergoeding voor de voorzitter en de leden vast. Artikel 10 De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken zullen worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid van uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamer niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de raad zal zij de afwijzing van het verzoek motiveren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 87