grafsteen, zerk of ander gedenkteken of beplanting door en voor rekening en risico van het bestuur tijdelijk geheel of gedeeltelijk worden verwijderd en herplaatst, indien dit voor een begraving of bijzetting in de nabijheid van het graf of om een andere reden noodzakelijk is. Ruimen van graven Artikel 22 1. De bij de ruiming van een graf aanwezige overblijfselen van stoffelijke resten, worden begraven op een door het bestuursorgaan aangewezen gedeelte van de begraafplaats. 2. Het bestuursorgaan kan de rechthebbende op een eigen graf toestemming verlenen om de overblijfselen van de overledenen die zich bevinden in het graf waarop het uitsluitend recht betrekking heeft, te doen opgraven en opnieuw te doen herbegraven in een ander graf. 3. De rechthebbende van een eigen graf kan de beheerder schriftelijk verzoeken om de overblijfselen te doen opgraven en om deze opnieuw elders te doen herbegraven. 4. De rechthebbende van een eigen urnengraf kan de beheerder vragen de asbus ter beschik king te houden om elders bij te zetten of te doen verstrooien. Artikel 23 1. De op de graven geplaatste voorwerpen blijven ter beschikking van de rechthebbende, gedurende een periode van 3 maanden na ruiming van het betreffende graf. 2. Na afloop van de in het vorig lid genoemde periode vervalt het recht op deze voorwerpen aan de gemeente. Artikel 24 1. Het openen, sluiten en ruimen van graven, alsmede het opgraven en het opnieuw begraven in een ander graf op de begraafplaatsen van stoffelijke resten, geschiedt uitsluitend door de daartoe door het bestuursorgaan aangewezen personen. 2. Het opgraven van stoffelijke resten en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn, dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast. Klachten Artikel 25 1. Ingezetenen en personen die in de gemeente een belang hebben kunnen via de Regeling klachtenbehandeling Breda een schriftelijke klacht indienen bij de algemeen directeur van de Dienst Stadsbeheer omtrent feitelijke handelingen of het nalaten van feitelijke handelingen betreffende de begraafplaatsen. 2. Het bestuursorgaan beslist binnen dertig dagen na ontvangst van de klacht. Zij kunnen deze termijn met ten hoogste dertig dagen verlengen. 3. Het bestuursorgaan brengt deze beslissing omtrent de klacht terstond ter kennis van de 10

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 19