Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 24515]
Dienst/afdeling: VSZ
Betreft:
Inleiding
Voorstel
Motivering/Toelichting
Consequenties
Communicatie
Agendapuntnummer: 7
Aantal bijlagen: - 1 -
Verordening Cliëntenraad Breda.
In artikel 47 van de Wet werk en bijstand (Wwb) is vastgelegd, dat de gemeenteraad bij verordening
regels dient vast te stellen over de wijze waarop uitkeringsgerechtigden of hun vertegenwoordigers
worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop:
a. periodiek overleg wordt gevoerd met deze personen of hun vertegenwoordigers;
b. deze personen of vertegenwoordigers onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen
aanmelden;
c. zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.
De verordening Cliëntenraad Breda met toelichting vaststellen.
Breda had al een verordening Participatie Raad Breda. Deze, uit 2002 stammende, tekst is aangepast
aan de wettelijke eisen van de Wwb en omgevormd tot een verordening Cliëntenraad Breda.
Met het besluit op college-omslag 22700 is de concepttekst Cliëntenraad Breda voorlopig vastgesteld en
vrijgegeven voor inspraak. Deze inspraak is verwerkt in de nu voorliggende tekst van de verordening
Cliëntenraad Breda met toelichting. De reacties van het college op de inspraak van de verschillende
organisaties zijn opgenomen in de bijlage.
De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de conceptverordening zijn:
1Het vervallen van de voorwaarde dat de meerderheid van de Cliëntenraad Breda dient te bestaan
uit cliënten van de vakdirectie Sociale Zaken (artikel 3, lid 5);
2. dat niet de onafhankelijk voorzitter het college zal adviseren over de benoembaarheid van een
door elk van de bevoegde organisaties voorgedragen lid of plaatsvervangend lid, maar dat het
college zelf de benoembaarheid zal beoordelen (artikel 3, lid 2);
3. dat, voor zover een voorgedragen lid of plaatsvervangend lid in de periode voorafgaande aan de
totstandkoming van de Cliëntenraad Breda ook al lid of plaatsvervangend lid van de Participatie
Raad Breda is geweest, deze periode wordt aangemerkt als de eerste benoemingsperiode zoals
bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 6. Dit (plaatsvervangend) lid kan dus niet
aansluitend opnieuw voor een periode van drie jaar worden benoemd (toelichting op artikel 6);
4. dat de presentiegeldvergoeding niet aan het lid of plaatsvervangend lid persoonlijk zal worden
uitbetaald, maar aan de organisatie door wie zij zijn voorgedragen, betaalbaar gesteld (artikel 14,
lid 3);
5. dat de Cliëntenraad Breda, naast de presentiegeldvergoeding voor de leden, op basis van een
begroting, in aanmerking komt voor een vergoeding van uitvoeringskosten (artikel 14, lid 4).
Beleidmatig.
De in de verordening genoemde organisaties zullen worden geïnformeerd over de inhoud van de
verordening en de vaststelling daarvan. Het algemene publiek zal door middel van een afzonderlijk
persbericht worden geïnformeerd.