De heer Schep iicht toe dat Brabants Landschap steeds meer overlast ondervond van loslopende honden. In dat kader is de heer Klijn, zoals door hem reeds aangegeven, benaderd. Om het ontstaan van bepaalde rechten op het vrije gebruik van het sluippaadje te stuiten is besloten actie te ondernemen en te pogen het paadje en het vervolg daarvan, te weten het negentig meter lange pad van de heer Klijn, definitief af te sluiten. Zeker is dat Brabants Landschap binnen nu en twee jaar dusdanige maatregelen zal treffen zodat het sluippaadje niet meer als doorgaande route kan worden gebruikt. De rapporteur merkt op dat Brabants Landschap in een brief op voorhand heeft aangegeven een toekomstig verzoek van de herinrichtingscommissie Weerrijs voor het openstellen van een deel van het perceel van Brabants Landschap voor wandelaars en/of fietsers te zullen afwijzen. De heer Schep vult aan dat de rust in het bos van groot belang is voor flora en fauna. Het is daarom van groot belang dat twee wandelroutes niet te dicht bij elkaar zijn gelegen. Mevrouw Van den Berg geeft aan dat het weigeringsbesluit vrij uitvoerig is. Het betreffende sluippaadje ligt op Zunderts grondgebied. Een deel van de betreffende negentig meter is volgens de Wegenlegger openbare weg. Openbaar houdt in dat het betreffende weggedeelte een algemeen belang dient en wel het belang van de verkeersfunctie. Mensen uit de buurt maken immers, ten behoeve van wandelen en uitwegen, gebruik van die weg. Opgemerkt wordt dat onduidelijk is of de heer Stoof het betreffende deel daadwerkelijk gebruikt als uitweg. De heer Klijn merkt op dat het betreffende deel nooit en te nimmer wordt bereden door welk voertuig dan ook. Ook niet door de heer Stoof. Mevrouw Van den Berg merkt op dat een uitweg ook kan worden gebruikt ten behoeve van voet- of fietsverkeer en dat niet perse sprake hoeft te zijn van gebruik door voertuigen. Er kan ook sprake zijn van het uitwegen met een kruiwagen of iets dergelijks ten behoeve van onderhoud aan een perceel. De heer Stoof heeft in de richting van de gemeente steeds aangegeven dat het uitwegen op het betreffende deel voor hem noodzakelijk is. De rapporteur vraagt of een weggedeelte voor het uitwegen perse openbaar van karakter dient te zijn. Gevraagd wordt naar de mogelijkheid om tussen buren een regeling over het gebruik te treffen. Mevrouw Van den Berg benadrukt dat het wenselijk is om het openbare karakter te behouden. De intentie van de heer Klijn is mogelijk het betrekken van het betreffende weggedeelte bij zijn eigen bosperceel. Indien dat daadwerkelijk zou gebeuren dan komt er een definitief einde aan de bruikbaarheid hetgeen absoluut onwenselijk is. Voor wat betreft het argument dat het betreffende deel voor wandelaars feitelijk niet van belang is vanwege het feit dat het stuk doodlopend is, wordt opgemerkt dat het niet uitmaakt of het weggedeelte nu wel of niet doodlopend is omdat dat feit iemand het recht niet kan ontnemen om er gebruik van te maken. Voorop staat dat op het gedeelte kan worden gewandeld. Ook bestaat er bij het gemeentebestuur de vrees voor precedentwerking. Van het Oudlandstraatje zou dan uiteindelijk weinig overblijven. De heer Schep benadrukt dat er toch werkelijk een verschil is tussen de soorten paden. De overige in de directe omgeving aanwezige paden maken immers deel uit van een wandelroute. Benadrukt wordt dat de heer Stoof de beschikking heeft over diverse andere toegangspaadjes. De heer Stoof beschikt aan de betreffende zijde van zijn perceel over een strook van circa vijftien meter aansluitend op de negentig meter waarvoor onttrekking is gevraagd. Op dat stuk kan op relatief eenvoudige wijze een uitweg worden gerealiseerd. Niet ingezien wordt daarom wat nu precies het probleem voor de heer Stoof is. Mevrouw Van den Berg benadrukt nogmaals dat de heer Stoof gebruik wenst te blijven maken van het betreffende weggedeelte. De rapporteur geeft aan dat is gebleken dat de heer Stoof niet is uitgenodigd en daarom niet zelf naar zijn mening kan worden gevraagd. Toegezegd wordt de heer Stoof vanaf nu op de hoogte te houden van onderhavige procedure.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 131