Parkeerverordening Breda 2005
Artikel 11 Geldigheid vergunningen
1. Basisvergunningen zowel als jaarvergunningen, zoals genoemd in de artikelen 4, 5 en 7, zijn in beginsel
geldig in het gehele door het college aangewezen gebied.
2. Zwerfvergunningen, zoals genoemd in artikel 6, zijn in beginsel geldig voor alle vergunninggebieden
zoals door het college aangewezen.
3. Basis vergunningen, zoals genoemd in artikel 4, 5 en 7, worden, tenzij deze om welke reden dan ook
worden ingetrokken, verleend voor een jaar en worden daarna in beginsel weer verlengd met een jaar,
tenzij de aanvrager niet meer voldoet aan de vereiste criteria.
4. Jaar- en zwerfvergunningen, zoals genoemd in de artikelen 4 tot en met 7 worden, tenzij deze om
welke reden dan ook worden ingetrokken, verleend voor een periode van maximaal één jaar.
5. Bezoekerskaarten, bezoekersvergunningen en kraskaarten, zoals genoemd in artikel 8, worden, tenzij
deze om welke reden dan ook worden ingetrokken, verleend voor een jaar en worden daarna in beginsel
weer verlengd met een jaar, tenzij de aanvrager niet meer voldoet aan de vereiste criteria.
Artikel 12 Inhoud vergunningen
1. Alle basisvergunningen en jaarvergunningen van bewoners zoals genoemd in artikel 4 worden op
kenteken gesteld van de eigenaar of houder van het betreffende motorvoertuig.
2. Alle basisvergunningen en jaarvergunningen van bedrijven zoals genoemd in de artikel 5 en 7 worden
op naam gesteld van het betreffende bedrijf.
3. Zwerfvergunningen zoals bedoeld in artikel 6 worden op naam van de betreffende zorg- en
hulpinstelling of het betreffende bedrijf gesteld.
4. De vergunning bevat daarnaast in ieder geval de volgende gegevens:
a. de periode waarvoor de vergunning geldt;
b. het weggedeelte of gebied waarvoor de vergunning geldt;
c. de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning verbonden zijn.
Artikel 13 Beperkingen en voorschriften vergunningen
1Het college kan een vergunning in het belang van een goede verdeling van de beschikbare
parkeerruimte, de verkeersveiligheid en het gemeentelijk beleid inzake parkeerregulering onder
beperkingen verlenen. De beperkingen kunnen onder andere betreffen het gebied (de parkeerplaats)
en/of de dagen en uren waarvoor de vergunning geldt.
2. Het college kan aan een vergunning in het belang van een goede verdeling van de beschikbare
parkeerruimte voorschriften verbinden.
3. Aan een vergunning ingevolge artikel 7 (autodate) kan het college voorschriften en beperkingen
verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het
verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet
milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief motorvoertuiggebruik.
4. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning is verleend is verplicht de daaraan
verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 14 Intrekkings- en wijzigingsgronden
Het college kan in ieder geval een vergunning intrekken of wijzigen:
a. op verzoek van de vergunninghouder;
b. als de vergunninghouder de vergunningkaart kopieert en de kopieën voor meer dan één motorvoertuig
gebruikt;.
c. als de vergunninghouder weigert de voor de vergunning verschuldigde betaling te voldoen;
d. wanneer de vergunninghouder ophoudt te voldoen aan de in deze verordening genoemde criteria
e. wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het
verlenen van de vergunning;
f. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel met de aan de vergunning verbonden voorschriften komt
te vervallen;
g. indien de aan de vergunning verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen (artikel 12.4.c);