Toelichting op de Parkeerverordening Breda 2005
Afdeling III Verbodsbepalingen
3
Artikel 10Maximum aantal vergunningen binnen vergunninggebied
Geen enkele vergunning wordt uitgegeven met plaatsgarantie. Hierop is zowel het uitgiftebeleid als het tarief
gebaseerd. Omdat dit in de praktijk nogal eens tot onduidelijkheden leidt, is dit artikel opgenomen waarin een
maximum genoemd wordt over het aantal uit te geven vergunningen tegenover het aantal beschikbare
parkeerplaatsen.
Artikel 11Geldigheid vergunningen
Nadrukkelijk wordt gekozen voor een in deze verordening vastgestelde geldigheidsduur van de verschillende
vergunningen, teneinde eventuele problemen bij mogelijke intrekking van de vergunning te voorkomen. Over het
algemeen is gekozen voor een geldigheidsduur van één jaar. Van alle vergunningen, behoudens de
jaarvergunningen, kan de geldigheidstermijn verlengd worden. Jaarvergunningen dienen na de vervaldatum te
allen tijde opnieuw aangevraagd en verleend te worden. Dit is gedaan om eventuele nieuwe aanvragen voor
basisvergunningen te kunnen honoreren.
Artikel 13Beperkingen en voorschriften vergunningen
Op grond van dit artikel kan met het oog op een goede verdeling van de beschikbare parkeercapaciteit aan een
vergunning zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met
betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is. Dit betekent ook dat vergunningen kunnen
worden verleend voor andere plaatsen of tijdstippen dan de aanvrager als keus heeft aangegeven.
Artikel 14Intrekkings- en wijzigingsgronden
In de aanhef van dit artikel wordt gesproken over 'kunnen intrekken'. Bedoeld is hiermee aan te geven dat het ter
beoordeling van burgemeester en wethouders staat of een vergunning daadwerkelijk wordt ingetrokken wanneer
een van de opgesomde omstandigheden zich voordoet. De opsomming is niet limitatief bedoeld.
Artikel 15Weigeringsgronden
In dit artikel worden bijzondere weigeringsgronden opgesomd, waarop een vergunningaanvraag geweigerd kan
worden, los van de overige voorwaarden door middel van deze verordening vastgesteld.
De weigeringsgrond onder c) genoemd voorziet in de regel dat, wanneer de aanvrager de beschikking heeft of
kan hebben over eigen parkeergelegenheid, hij niet in aanmerking komt voor een parkeervergunning als hij
bewust ervoor gekozen heeft om die eigen parkeergelegenheid niet te realiseren Deze regel vloeit voort uit het
beleid ten aanzien van de parkeemormering.
Artikel 16Verbodsbepaling parkeren
De fiscale aanpak van het niet betalen van het parkeergeld is alleen mogelijk bij parkeerapparatuur, en niet op
belanghebbendenplaatsen. Daarom moet in de verordening een strafbepaling opgenomen worden. Voor het
parkeren op parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur zonder (geldige) vergunning is geen strafbaarstelling nodig.
Op die plaatsen kan immers wel het fiscale regime gehanteerd worden.
Artikel 17Verbodsbepaling gebruik parkeerplaatsen
Dit artikel verbiedt het plaatsen van voorwerpen, niet zijnde motorvoertuigen (voertuigen), op
parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen. Het plaatsen van dergelijke voorwerpen belemmert de normale
gang van zaken op de genoemde plaatsen en doorkruist daarmee de beoogde regulering. Het gaat hier om
gedragingen die zich niet lenen voor fiscalisering. Deze verbodsbepaling moet dan ook, ongeacht of tot
fiscalisering wordt overgegaan, in de verordening worden opgenomen.