Van het onderhavige besluit is op 14 juli 2004 kennis gegeven door publicatie in het Stadsblad en in de Staatcourant en het besluit heeft voor een ieder ter inzage gelegen vanaf 16 juli 2004.Het voorbereidingsbesluit is met ingang van 16 juli 2004 in werking getreden. Het bezwaarschrift is gedateerd op 23 augustus 2004 en op 26 augustus 2004 ter post bezorgd. Het is derhalve ingediend binnen de daarvoor in de wet gestelde termijn van zes weken. Reclamanten voldoet ook aan de overige in de wet gestelde eisen zodat zij in hun bezwaar kunnen worden ontvangen. Bezwaren Reclamanten maken bezwaar tegen het plaatsen van 2 windmolens. Reclamanten maken zich zorgen om de volgende punten: milieuaspecten, geluidsoverlast, waardevermindering van hun huizen, landschapsvervuiting, natuurwaarden en het verschil tussen de theorie en de praktijk. Juridisch kader De Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Inhoudelijk Het voorbereidingsbesluit is genomen op basis van artikel 21 van de WRO. Hierin is in het eerste lid bepaald dat de gemeenteraad kan verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid. Hierin moet dan volgens het tweede lid worden bepaald voor welk gebied het geldt en met ingang van welke dag dit in werking treedt. Op basis van dit voorbereidingsbesluit wordt de mogelijkheid geopend om via toepassing van de zelfstandige projectprocedure ex artikel 19, eerste lid, WRO door middel van vrijstellingverlening medewerking te verlenen aan ontwikkelingen in het betreffende gebied. Teneinde aan het verzoek tot het oprichten van 2 windturbines aan de Grintweg 22/Kluisstraat te voldoen is door de gemeenteraad reeds eerder op 10 juli 2003 een voorbereidingsbesluit genomen. Op het moment van definitieve vrijstellingverlening verreist de wet een juridische grondslag in de vorm van een geldend voorbereidingsbesluit. Teneinde medewerking te kunnen verlenen aan het verzoek voor het oprichten van 2 windturbines is nogmaals een voorbereidingsbesluit genomen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer AbRvS 15 januari 2003, Bouwrecht 2003/5) blijkt dat de gemeenteraad, gelet op artikel 21 WRO, een ruime mate van beleidsvrijheid toekomt voor het nemen van een voorbereidingsbesluit. Voor een conclusie dat de gemeenteraad niet in redelijkheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit heeft kunnen komen, bestaat volgens die uitspraak slechts aanleiding indien reeds bij een globale beschouwing aanstonds duidelijk had behoren te zijn dat de geplande activiteiten in planologisch opzicht onaanvaardbaar zijn. Uit hetgeen reclamanten in het bezwaarschrift hebben aangevoerd kan de commissie niet de conclusie trekken dat de geplande activiteiten in planologisch opzicht onaanvaardbaar zijn. Ook anderszins is de commissie daarvan niet gebleken. Tijdens het verhandelde tijdens de hoorzitting is de commissie nog het volgende gebleken. Het vrijstellingsbesluit ex artikel 19, eerste lid van de WRO is op 5 oktober 2004 genomen (verzonden 7 oktober 2004). Ook de vereiste bouwvergunning is inmiddels aangevraagd. Tegen deze besluiten hebben reclamanten nog (rechts beschermings)mogelijkheden. Reclamanten kunnen dan bezwaar maken tegen de bouwvergunning en hierbij mede hun bezwaren uiten tegen de vrijstelling ex artikel 19, eerste lid van de WRO. De commissie is - gelet op het voorgaande - van oordeel dat de gemeenteraad in redelijkheid tot zijn voorbereidingsbesluit heeft kunnen komen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 55