Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 24526] Dienst/afdeling: CAJZ Betreft: Inleiding Voorstel Motivering/Toelichting Agendapuntnummer: 5 Aantal bijlagen: -- Beslissing op bezwaarschrift van de heer M.H.M. Gimbrere t.a .v. het afwijzen van zijn verzoek om planschadevergoeding op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Op 8 november 2001 heeft de heer mr. P. de Boorder, namens de heer M.H.M. Gimbrère, een verzoek om planschadevergoeding ingediend bij de gemeenteraad van Breda. Bij besluit van 18 april 2002, verzonden op 22 april 2002, heeft het college besloten het planschadeverzoek te ontvangen, alsmede om een schadeberoordelingscommissie (SAOZ te Rotterdam) in te stellen en de SAOZ de opdracht te geven de gemeenteraad te adviseren omtrent het onderhavige planschadeverzoek. Dit is gebeurd op 23 april 2002. Op 11 april 2003 heeft de SAOZ advies uitgebracht aan de gemeenteraad. Dit is op 15 april 2003 ontvangen. Op 25 september 2003 heeft de gemeenteraad van Breda het besluit genomen om het verzoek van de heer M.H.M. Gimbrère om planschadevergoeding ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening af te wijzen. Bij brief van 30 september 2003 is de heer De Boorder hiervan in kennis gesteld. Bij brief van 30 juni 2004 heeft de heer M.H.M. Gimbrère (verder te noemen: reclamant) hiertegen een bezwaarschrift ingediend. Overeenkomstig het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften het bezwaar ongegrond verklaren. Reclamant is op 30 december 1988 eigenaar geworden van de percelen, kadastraal bekend gemeente Ginneken, sectie D, nummers 2662, 2660, 2651, 2683. Op 3 september 1990 is hij ook eigenaar geworden van de percelen sectie D, nummers 2647, 2661 en 2841De totale oppervlakte van het onroerend goed van belanghebbende is groot 4.40.45 ha. Volgens reclamant is het hele perceel als tuin ingericht. Bij brief van 8 november 2001 heeft reclamant de gemeenteraad verzocht om toekenning van planschadevergoeding die is ontstaan aan de percelen D nummers 2662, 2660, 2651, 2683, 2647, 2661 en 2841 door het vaststellen van het bestemmingsplan Breda-Zuid. De waardevermindering van de grond wordt volgens reclamant veroorzaakt door: 1de hoge kosten voor het instandhouden van de tuin, welke kosten een koper verdisconteerd wil zien in de prijs; Reclamant is van oordeel dat de nieuwe eigenaar de oppervlakte van de tuin zal willen verminderen - vanwege de hoge onderhoudskosten. Dit kan door een gedeelte van de grond terug te brengen naar de agrarische bestemming. Echter dit is volgens reclamant door het vaststellen van het bestemmingsplan Breda-Zuid niet meer mogelijk. Dit was onder het oude plan wel mogelijk. Consequentie hiervan is volgens reclamant dat als de grond als tuin onderhouden dient te worden in de huidige omvang en inrichting, de extra kosten zeer hoog zijn, zodat een redelijk handelend koper deze zal verdisconteren in de prijs. Hierdoor ontstaat naar het oordeel van reclamant waardevermindering. 2. de waardevermindering van de paardenstal (5 m1 x 17 m1), nu het niet mogelijk is om weilanden op de gronden te hebben, aangezien dit niet past in de nieuwe bestemming "natuurgebied". De waardevermindering is in totaal vastgesteld om fl. 200.000,- 90.756,04) door L.J.M. Faase, beëdigd rentmeester en registertaxateur van onroerende goederen en mr. Ing. H.C.J.M. Oldenkotte, registermakelaar en taxateur van onroerende goederen van B.V. Rentmeesterkantoor Faasse. -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 75