Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 24526]
Dienst/afdeling: CAJZ
Aangezien de agrarische bestemming gerealiseerd is geweest, betekende dit dat gebruik van de gronden
en opstallen in afwijking van de agrarische bestemming verboden was.
Met name tegen de stelling in het bestreden besluit (vgl. rapport SAOZ) dat de bestemmingsplanwijziging
reclamant - naast nadeel - ook voordeel zou hebben opgeleverd wordt bezwaar gemaakt.
Hiertoe voert reclamant aan:
er is geen sprake van uitbreiding- en bouwmogelijkheden op grond van het nieuwe
bestemmingsplan. Volgens de goedgekeurde bouwtekeningen van het huis van reclamant is
sprake van een bebouwd oppervlak van 350 m2. De zgn. uitbreidingsmogelijkheden zijn dus
absoluut geen voordeel volgens reclamant.
De woonbestemming is niet pas mogelijk geworden door het nieuwe bestemmingsplan, maar
bestaat sinds de verleende vergunning d.d. 9 december 1974 waar vergunning wordt verleend
voor het verbouwen van boerderij tot woning. De woonbestemming voor het verbouwen van
boerderij tot woning was toen al verkregen.
Omzetten van tuin naar paardenwei is niet ten alle tijde mogelijk.
De waarde van het huis is niet toegenomen door het nieuwe bestemmingsplan.
Bij verkopen van een deel van de grond zou de waarde van het pand juist afnemen.
Het natuurgebied heeft volgens reclamant geen enkele invloed op de beleving van het
landgoed, het maakt immers slechts zo'n 10% uit van de grens van reclamant en
reclamant heeft er geen uitzicht op. Reclamant heeft zijn woonhuis inmiddels 600.000
euro onder de vraagprijs moeten verkopen.
Ten aanzien hiervan wordt in het bestreden besluit (met overname van het SOAZ-advies) het volgende
gesteld.
Reclamant oefende ter plaatse geen agrarisch bedrijf uit, zodat hij hier niet mocht bouwen. Gebruik van
de gronden en opstallen voor "gewone woondoeleinden" was hier in strikt planologische zin niet
toegestaan. Een vrijstelling op grond van artikel 19 WRO voor het toestaan van een situatie van
"burgerbewoning" is nimmer verleend. Dit wordt door reclamant ook niet betwist.
Van belang is in dit kader dat het college op 4 december 1974 vergunning heeft verleend voor het
verbouwen van de oorspronkelijke boerderij tot woonhuis. Aan dit besluit ligt geen vrijstellingsbesluit ex
artikel 19 WRO of anderszins ten grondslag. Wel is voorafgaand aan de vergunningverlening een
openbare bekendmaking gedaan van het voornemen tot vergunningverlening. Hierin stond vermeld "Daar
bovengenoemd bouwplan niet in overeenstemming is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan zijn
zij voornemens met toepassing van de daartoe in de wet op de ruimtelijke ordening aangegeven
procedure de vergunning te verlenen".
In de betreffende vergunningaanvraag staat bij "bestemming na voltooiing vermeld:
"voor zelfbewoning met bedrijfsruimte voor het houden van pluim- en kleinvee en 4 paarden (geen
zakelijke doeleinden)."
Volgens SAOZ (p. 7) heeft de verlening van deze bouwvergunning - anders dan reclamant veronderstelt
- als zodanig geen legaliserende werking in die zin dat toekomstige verbouwingen en uitbreidingen in
strijd met de agrarische bestemming toegelaten zouden kunnen en moeten worden. Ook het gebruik van
het gehele perceel en de andere opstallen voor woondoeleinden kan daardoor - aldus SAOZ - niet
geacht worden planologisch toelaatbaar te zijn geworden. Zulks te meer niet, omdat de van de
vergunning deel uitmakende vergunningaanvraag expliciet aangeeft dat die gronden en gebouwen een
zekere agrarische functie zouden behouden. Volgens SAOZ dient wel te worden aangenomen dat
handhavend optreden tegen het gebruik van de destijds verbouwde boerderij voor "gewone" doeleinden
door de verleende vergunning niet langer mogelijk zou zijn geweest.
Het nieuwe bestemmingsplan heeft een belangrijk deel van de gronden - waaronder de woning met
diverse andere gebouwen - een positieve bestemming voor woondoeleinden gegeven. De woning kan
daarbij een maximaal oppervlak, na vrijstelling, van 330 m2 krijgen.
In het rapport van SAOZ (p. 8) wordt uitgegaan van een voordeel voor reclamant vanwege het feit dat het
nieuwe bestemmingsplan een belangrijk deel van de gronden - waaronder de woning en diverse andere
gebouwen - een positieve bestemming voor woondoeleinden heeft gegeven.
-3-