Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 25014]
Dienst/afdeling: CAJZ
Voorstel
aan de Winkeltijdenwet Deze wet is uitputtend bedoeld wat betreft de openingstijden van de wet, maar
vormt geen belemmering om in een lagere (gemeentelijke) regeling regels te geven voor smartshops die
een ander doel nastreven. Daarbij kan aansluiting worden gezocht bij de lokale regels omtrent de
vestiging van horecagelegenheden. Gekozen kan worden voor een vergunningstelsel, zodat ook ten
aanzien van smartshops en dergelijke gelegenheden, in het kader van dit stelsel in het belang van de
bescherming van het woon- en leefklimaat en de handhaving van de openbare orde een vestigingsbeleid
kan worden gevoerd. Indien in de Algemene plaatselijke verordening (APV) bijvoorbeeld wordt bepaald
dat de burgemeester de vergunning kan weigeren als naar zijn oordeel de woon- of leefsituatie in de
omgeving van het bedrijf en/of de openbare orde nadelig wordt beïnvloed voor de aanwezigheid van het
bedrijf, kan de burgemeester bij de beoordeling daarvan onder meer rekening houden met het
levensgedrag van de houder van de inrichting. Tevens kan hij overgaan tot intrekking of wijziging van de
vergunning als aannemelijk is dat de houder of beheerder betrokken is of hem ernstige nalatigheid kan
worden verweten bij verboden activiteiten, zoals het in strijd met de Wet op de kansspelen gelegenheid
geven tot het spelen van kansspelen, drugsdelicten, heling en discriminatie.
Het kabinet acht een APV-regeling derhalve mogelijk. Het motief van de regeling moet gelegen zijn in
verbetering, dan wel voorkoming van verdere aantasting, van het woon- en leefklimaat, vanuit het
oogpunt van beheersbaarheid van de openbare orde. Anders is de regeling in strijd met hogere
regelgeving, hetgeen niet is toegestaan. Voor zover bekend is nog geen ervaring met een APV-regeling
opgedaan voor bovengenoemde inrichtingen. De gemeente Maastricht heeft recentelijk een APV-regeling
in het leven geroepen met hetzelfde oogmerk en is nu bezig met de uitwerking daarvan. Wel zijn er
diverse gemeenten die vanuit het oogmerk "woon- en leefklimaat" vergelijkbare APV-bepalingen voor
natte horeca hebben opgenomen. De model-APV van de VNG biedt verschillende voorbeelden daarvan.
Deze regelingen zijn al diverse keren getoetst door de rechter en in stand gebleven. Er moet uiteraard
wel sprake zijn van een zodanige concentratie van inrichtingen, dat de optelsom leidt tot een aantasting
van het woon- en leefklimaat. Zodoende ontstaat er een weigeringsgrond. Overigens is via het
vergunningenstelstel mogelijk om voorschriften op te leggen, die mede moeten voorkomen dat er een
aantasting van het woon- en leefklimaat ontstaat.
Het voert op dit moment te ver om een gemeentebrede vergunningplicht in te voeren. Niet op alle
plaatsen in de gemeente komt het woon- en leefklimaat en de openbare orde in het gedrang door de
vestiging van genoemde inrichtingen. Op een aantal plaatsen is die behoefte echter nadrukkelijk wel
aanwezig. In de loop van de tijd kunnen die plaatsen bovendien gaan schuiven. Om die reden heeft een
flexibel systeem de voorkeur. Een systeem dat, afhankelijk van de ernst van de situatie ter plaatse, van
toepassing is. Dit is mogelijk door het college de bevoegdheid te verlenen gebieden aan te wijzen
waarbinnen de woon- en leefklimaatregeling van toepassing is. De aanwijzing zal uit de aard der zaak
voor langere tijd van toepassing zijn.
Binnen een dergelijk aangewezen gebied is de exploitatie van de bedoelde inrichtingen gebonden aan
een vergunning van de burgemeester. Of vergunning kan worden verleend kan dan worden getoetst aan
een aantal vooraf, voor het betreffende gebied, vastgestelde criteria. Het aantal vestigingen kan daarbij
een rol spelen (bijvoorbeeld een maximumstelsel), of de afstand tussen twee vergelijkbare vestigingen.
Ook aan de persoon van de exploitant kunnen eisen worden gesteld. Zo kan er bij voorbeeld een
onderzoek in het kader van de Wet BIBOB worden uitgevoerd. Het besluit BIBOB noemt smart- en
growshops expliciet als inrichtingen waarvoor een BIBOB-toets is toegestaan. Voor de natte horeca geldt
in een aantal gebieden al dat de BIBOB-toets van toepassing is op basis van de Drank- en Horecawet.
Deze kunnen, als deze inrichtingen liggen in aan te wijzen gebieden op basis van deze regeling,
uitgezonderd worden van de plicht om een BIBOB-toets te ondergaan. Dit natuurlijk als de aanvrager
dezelfde is.
Dit alles overwegende wordt het voorstel gedaan om in de Algemene Plaatselijke Verordening Breda
2004, in hoofdstuk 2, Openbare orde, een afdeling 2a Woon- en leefklimaat, zoals beschreven in het
bijgevoegde concept-besluit, op te nemen.