Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 25014]
Dienst/afdeling: CAJZ
De burgemeester krijgt de bevoegdheid om inrichtingen ook helemaal te sluiten. Dat kan als er een
inrichting wordt geëxploiteerd zonder de benodigde vergunning (artikel 2.2a.3, eerste lid) of als de
exploitant niet meer voldoet aan de gedragseisen (artikel 2.2a.4, tweede lid). Het kan ook als de
exploitant zich niet houdt aan de vergunningsvoorschriften. Voor welke termijn de inrichting wordt
gesloten is aan het oordeel van de burgemeester. Hij kan hier desgewenst een beleidslijn voor
vaststellen.
Artikel 2.2a. 8 Aanwezigheid in gesloten inrichting
1. Het is verboden gedurende de tijd dat een inrichting ingevolge de reguliere sluitingstijden, of
krachtens een op grond van artikel 2.2a.6 dan wel 2.2a. 7 genomen besluit voor bezoekers
gesloten dient te zijn zich als bezoeker daarin te bevinden.
2. Het is de exploitant verboden gedurende de tijd dat een inrichting ingevolge de reguliere
sluitingstijden, of krachtens een op grond van artikel 2.2a. 6 dan wel 2.2a.7 genomen besluit voor
bezoekers gesloten dient te zijn, de inrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin één
of meer bezoekers toe te laten ofte laten verblijven.
Indien een inrichting is gesloten mogen zich daarin geen bezoekers bevinden. Dit om te voorkomen dat
de inrichting achter gesloten deuren nog gewoon verder draait. Het eerste lid richt zich tot de bezoekers
met een verbod om zich in een gesloten inrichting te bevinden. Het tweede lid richt zich op de exploitant
met een verbod om bezoekers toe te laten of te laten verblijven. Beiden zijn in overtreding. Het is daarbij
niet relevant of de inrichting gesloten is op basis van de reguliere sluitingstijden dan wel op basis van een
afwijkende sluitingstijden en sluiting krachtens artikel 2.2a.7.
Artikel 2.2a.9 Intrekking vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 wordt de vergunning ingetrokken indien:
a. de exploitatie van de inrichting door een andere dan de in de vergunning genoemde exploitant
wordt overgenomen;
b. de exploitant niet of niet langer voldoet aan de bij of krachtens artikel 8, tweede lid, aanhef en
onder a en b, en derde lid, van de Drank- en Horecawet aan leidinggevenden gestelde eisen.
Naast sluiting van de inrichting kan de burgemeester ook overgaan tot intrekking van de vergunning.
Hierover is een algemeen artikel opgenomen in de APV (artikel 1.6). Hierin is reeds bepaald dat een
vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd
a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het
verlenen van de vergunning moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt
gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;
c. indien de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden
nagekomen;
d. indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan
wel, bij gebreke aan een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;
e. indien de houder dit verzoekt.
Daarnaast kan de vergunning op basis van artikel 2.2a.9 ook worden ingetrokken indien een andere
exploitant de inrichting overneemt en indien de exploitant niet langer voldoet aan de gestelde
gedragseisen.
Artikel 2.2a. 10 Overgangsbepaling
1. Aan de exploitant van een op de datum van de aanwijzing van een gebied als bedoeld in artikel
2.2a.2 in bedrijf zijnde inrichting wordt geacht een tijdelijke vergunning voor die inrichting te zijn
afgegeven voor de duur van twee maanden.
2. Wordt door de exploitant van een inrichting als bedoeld in het eerste lid binnen een termijn van
twee maanden na de aanwijzing van een gebied als bedoeld in artikel 2.2a.2 de ingevolge artikel
2.2a.3 vereiste vergunning aangevraagd, dan wordt de tijdelijke vergunning als bedoeld in het
eerste lid geacht te zijn verlengd tot het tijdstip waarop door het bevoegd orgaan op de aanvraag
is beslist.
-6-