Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 25073]
Dienst/afdeling: BEL
Betreft:
Inleiding
Voorstel
Motivering/Toelichting
Agendapuntnummer: 6
Aantal bijlagen: -
Verordening tot wijziging van de 'Verordening onroerende-zaakbelastingen Breda 2002'.
Per 1 januari 2005 zou de lokale lastenverlichting, de zogenaamde Zalmsnip, worden afgeschaft. Het
desbetreffende wetsvoorstel is eind december 2004 door de Eerste Kamer geaccordeerd. De beoogde
datum van inwerktreding, 1 januari 2005, is echter door de werking van de Tijdelijke referendumwet niet
gehaald. De inwerktreding is hierdoor opgeschort tot 5 februari 2005.
Het voorgaande heeft consequenties voor de door uw raad op 9 november 2004 (BIV-nr. 24326)
vastgestelde verordening tot wijziging van de 'Verordening onroerende-zaakbelastingen Breda 2002'. In
de voornoemde verordening is immers - conform het advies van de VNG - de afschaffing van de
Zalmsnip afhankelijk gesteld van de inwerkingtreding van de bovengenoemde wet.
Om te voorkomen dat de gemeente Breda mogelijk toch verplicht is de Zalmsnip uit te keren, wordt
voorgesteld om de door uw raad op 9 november 2004 gewijzigde 'Verordening onroerende-
zaakbelastingen Breda 2002' met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2005 te wijzigen.
Verordening tot wijziging van de 'Verordening onroerende-zaakbelastihgen Breda 2002'.
Er is veel te doen geweest over de afschaffing van de lokale lastenverlichting, de zogenaamde Zalmsnip
45,38), met ingang van 1 januari 2005. Het betreffende wetsvoorstel (29701) is op 21 juli 2004 bij de
Tweede Kamer ingediend en uiteindelijk op 30 december 2004 in het Staatsblad gepubliceerd (Wet van
23 december 2004, Stb. 743). De wet bepaalt dat de afschaffing in werking treedt op 1 januari 2005. Eind
december is echter ook bekendgemaakt dat de wet referendabel is. Hierdoor zou de inwerkingtreding van
de wet naar 5 februari 2005 verschuiven. Dit is een gevolg van het feit dat de Tijdelijke referendumwet -
overigens vervallen per 1 januari 2005 - de in de wet genoemde datum opschort. Het is opmerkelijk dat
deze procedure wordt gevolgd, omdat voor de belastingheffing en de toekenning van de Zalmsnip de
situatie op 1 januari doorslaggevend is. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft bij het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) nog aangedrongen op
reparatiewetgeving, maar daartoe is het ministerie vooralsnog niet bereid. De VNG houdt de minister van
BZK c.q. het kabinet verantwoordelijk voor eventueel optredende financieel nadelige effecten.
Ten tijde van het vaststellen van de verordening tot wijziging van de 'Verordening onroerende-
zaakbelastingen 2002' op 9 november 2004 (o.a. OZB-tarieven voor 2005), was het vervallen van de
Zalmsnip nog bij het parlement in behandeling. Daarom is in de voornoemde wijzigingsverordening het
vervallen van het artikel over de Zalmsnip - volgens goed gebruik - afhankelijk gesteld van de
inwerkingtreding van de wet. Voorstellen kunnen immers worden uitgesteld of niet de instemming van het
parlement verkrijgen. Bovendien is het lang niet altijd zeker dat wetgeving tijdig het Staatsblad bereikt. Dit
geldt bijvoorbeeld voor de kabinetsvoornemens met de OZB. Deze voornemens en de voornemens met
betrekking tot de Zalmsnip maakten deel uit van een pakket lastenmaatregelen van het kabinet voor
2005. Gelet op het bovenstaande was onzeker of de kabinetsplannen wel op een meerderheid in de
Tweede Kamer zouden kunnen rekenen.
In een overgangsbepaling is in de verordening opgenomen dat het artikel over de Zalmsnip vervalt, indien
de wet <op 1 januari 2005> in werking treedt. Nu de wet niet op 1 januari 2005 in werking is getreden,
geldt het betreffende artikel in de gemeentelijke belastingverordening op 1 januari 2005 nog. Aangezien
de regeling zoals die op 1 januari 2005 geldt voor de belastingheffing van belang is en het steeds de
bedoeling is geweest de Zalmsnip met ingang van die datum af te schaffen, moet het artikel over de
Zalmsnip alsnog met ingang van 1 januari 2005 komen te vervallen. Dit kan alleen met terugwerkende
kracht.
-1-