Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 25156]
Dienst/afdeling: JP
Consequenties
Communicatie
Thans is op de gronden het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" van toepassing. Vastgesteld op
23 december 1996, gedeeltelijk goedgekeurd op 3 juli 1997 en in werking getreden op of omstreeks
6 oktober 1997. Het plan is onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Raad van State op 12 juli 1999.
Op grond van dit nieuwe planologisch regime mag tot op en langs de gehele zuidelijke en oostelijke
perceelgrens van belanghebbenden bebouwing worden opgericht ten behoeve van een agrarisch bedrijf,
een en ander tot een goothoogte van maximaal 5,5 meter en een nokhoogte van maximaal 10 meter.
Tevens mag per bedrijf één dienstwoning worden opgericht met een inhoud van maximaal 750 m3.
Uit het voorgaande blijkt, dat de naast het object van belanghebbenden op basis van het nieuwe
planologisch regime volumineuzer agrarische bebouwing mogelijk is dan voorheen. Daarnaast is de aard
van de bebouwing gewijzigd. Hierdoor doet zich ten aanzien van het object van belanghebbenden zeker
verlies aan uitzicht en aanzicht, evenals privacy voor. Voorts is als gevolg van het "opschuiven" van het
agrarisch bouwblok, waardoor de "buffer" wegvalt, sprake van een zekere intensivering van het gebruik
en daarmee een mogelijke toename van de aan agrarische bedrijfsvoering eigen vormen van hinder,
zoals geluidhinder en bedrijfsprocessen.
Belanghebbenden stellen dat er een toename van onveiligheid is ontstaan als gevolg van de oprichting
van de piantenkwekerij en de daarin werkzame seizoensarbeiders. Deze eventueel optredende overlast
is gevoelsmatig en kan niet worden toegerekend aan de planologische mutatie. Bij de vergelijking van de
gebruiksmogelijkheden mag niet van de feitelijke situatie worden uitgegaan, maar van hetgeen bij een
maximale invulling van beide bestemmingsplannen mogelijk zou zijn.
Op basis van de planologische vergelijking, zoals deze gemaakt dient te worden op basis van de
uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, komt de SAOZ tot de conclusie
dat de planologische maatregel voor verzoeker heeft geleid tot een nadeliger positie waaruit op grond van
artikel 49 WRO voor vergoeding vatbare schade in de vorm van waardevermindering is voortgevloeid. De
planschade is gewaardeerd op 14.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van
indiening van het verzoek.
Juridische
Tegen het raadsbesluit kan ingevolge de Algemene wet bestuursrecht bezwaar worden ingesteld bij de
gemeenteraad, waarna beroep openstaat bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrecht
spraak van de Raad van State.
Financieel
De kosten van de planschadevergoeding bedragen 14.000,— te vermeerderen met de wettelijke rente
vanaf de dag van indiening van het verzoek, zijnde 31 december 2003, tot de dag van uitbetaling. De
planschadevergoeding komt ten laste van de dienstbegroting ODB en wordt verantwoord in de jaar
rekening van de dienst.
De verzoeker is in het bezit gesteld van een afschrift van het rapport van de SAOZ en een kopie van het
conceptraadsvoorstel en -besluit.
-2-