Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 25272]
Dienst/afdeling: JP
Op grond van het bestemmingsplan "Van Sonsbeeckpark e.o." konden belanghebbenden tot op een
afstand van circa 2,25 meter van en langs hun gehele zijdelingse (zuidelijke) perceelsgrens worden
geconfronteerd met de oprichting van een gesloten bebouwingsfront met een maximale hoogte van
11 meter, een en ander ten behoeve van bedrijven c.q. inrichtingen die voorkomen in de categorieën
1, 2 en 3 van de als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijven en Inrichtingen.
Tevens konden ter plaatse bedrijfswoningen, wegen, verhardingen, groen- en parkeer-, nuts- en
lawaaiwerende voorzieningen worden gerealiseerd. De hoogte van schoorstenen mocht ten hoogste
15 meter bedragen. Van deze bebouwings- en gebruiksmogelijkheden ging een ruimtelijk nadelige
invloed uit op de omgeving als gevolg van de van de bedrijvigheid te verwachten vormen van overlast,
zoals geluid- en stankhinder, verkeersbewegingen van zwaar verkeer (aan- en afvoer van producten etc.)
evenals visuele hinder (zicht op gebouwen en opslagterreinen) en een zekere aantasting van de privacy
als gevolg van de (planologisch) mogelijke situering van bedrijfswoningen. De geluid- en stankhinder
kende, gelet op de in dezen toepasselijke milieuwet- en regelgeving, naar aard en intensiteit echter
beperkingen.
Thans is op een afstand van circa 1 meter ten zuiden van en evenwijdig aan de woning van belang
hebbenden een appartementengebouw gerealiseerd, bestaande uit circa 36 appartementen. Het gebouw
heeft ter hoogte van de Irenestraat een lengte van circa 125 meter en een breedte van circa 14 meter.
Het gebouw bestaat uit 5 woonlagen en heeft een nokhoogte van circa 15,7 meter. De vijfde bouwlaag
ligt circa 3 meter terug ten opzichte van de voorgevel. Op een afstand van circa 50 meter en verder ten
zuidoosten van de woning van belanghebbenden, ter hoogte van de Balfortstraat, zijn circa 19 aaneen
gesloten stadswoningen gerealiseerd, bestaande uit 4 bouwlagen. Tussen deze twee gebouwen is een
ruime en open binnenplaats gerealiseerd, gelegen op een afstand van circa 15 meter ten zuiden van de
woning van belanghebbenden. Onder de binnenplaats is een parkeergarage ten behoeve van circa 110
parkeerplaatsen gelegen. De in- en uitrit van deze parkeergarage is gelegen ter hoogte van de Balfort
straat.
Gezien de oude planologische forse bebouwingsmogelijkheden ter plaatse en gelet op de omstandigheid
dat thans geen sprake meer is van een gesloten bebouwingsfront ter hoogte van het achterperceel van
belanghebbenden, wordt aan het feit dat het appartementengebouw ten zuiden en evenwijdig aan de
woning van belanghebbenden hoger is dan voorheen mogelijk was, in de sfeer van het uitzicht geen
overwegende betekenis toegekend.
Ten aanzien van het gebruik van het gebied kan worden gesteld dat, als gevolg van de planologische
mutatie, potentieel milieuhinderlijke bedrijvigheid uit het gebied ten zuiden van het perceel van
belanghebbenden is verdwenen. De nieuwe functie van het gebied (wonen) past naar zijn aard beter
bij de omgeving dan de oude functie (bedrijven). Daar staat tegenover, dat de nieuwe woonfunctie
nadelige consequenties heeft voor met name de privacy (achtertuin) van belanghebbenden, omdat deze
in grotere mate wordt aangetast dan voorheen het geval was. Hierbij dient te worden geconstateerd dat in
planologisch opzicht ter plaatse bedrijfswoningen konden worden gerealiseerd, echter gezien het aantal
van 36 appartementen, bestaande uit 5 bouwlagen aan de Irenestraat en de 19 stadswoningen van
4 bouwlagen aan de Balfortstraat in combinatie met het gebruik van de garage en het binnenterrein, wat
direct grenst aan de achtertuin van belanghebbenden, dient te worden overwogen dat thans sprake is
van extra aantasting van de privacy van belanghebbenden.
Hoewel de onderhavige planologische mutatie duidelijke voordelen voor belanghebbenden heeft in de
vorm van een doorbreking van het gesloten bebouwingsfront ter hoogte van het achterperceel en het
verdwijnen van potentieel milieuhinderlijke bedrijvigheid, is het specifieke nadeel, verlies aan privacy,
van een dusdanige aard en betekenis dat per saldo sprake is van een weliswaar beperkte verslechtering
van de planologische situatie.
De schadebeoordelingscommissie komt tot de conclusie dat de planologische maatregel voor verzoekers
heeft geleid tot een nadeliger positie waaruit op grond van artikel 49 WRO voor vergoeding vatbare
schade in de vorm van waardevermindering is voortgevloeid. De planschade is gewaardeerd op
5.000,-. Ons college kan instemmen met het door de schadebeoordelingscommissie aan u uitgebracht
advies en stelt uw raad voor het verzoek om een planschadevergoeding toe te kennen van 5.000,- te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van indiening van het verzoek.
-2-