Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 25314]
Dienst/afdeling: CAJZ
Betreft:
Inleiding
Voorstel
Motivering/Toelichting
Agendapuntnummer: 1e
Aantal bijlagen:
Bezwaarschrift van de heer mevrouw Roeling-Gemmeke en anderen tegen het besluit tot het vestigen van
een voorkeursrecht op diverse gronden ingevolge de Wet voorkeursrecht gemeenten ten behoeve van de
realisatie van woningen, voorzieningen, bedrijven, recreatie en bijbehorende infrastructuur zoals
omschreven in het structuurplan Breda Noordoost/Teteringen.
Op 15 juli 2004 is besloten tot het vestigen van een voorkeursrecht ingevolge artikel 2 van de Wet
voorkeursrecht gemeenten (hierna: Wvg) op gronden gelegen in Breda NoordOost/ Teteringen. Bij brief
van 21 juli 2004 zijn alle eigenaren van en beperkt gerechtigden op deze gronden hierover
geïnformeerd.
Bij brieven van 22 juli en 112, 26, 28 en 30 augustus 2004 hebben acht eigenaren van en/of beperkt
gerechtigden op deze gronden hiertegen een bezwaarschrift ingediend.
Conform het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften de bezwaren ongegrond verklaren en het
bestreden besluit in stand laten.
Algemeen
Er is voor de betreffende gronden tweemaal sprake geweest van het vestigen van een voorkeursrecht
ingevolge artikel 2 van de Wvg op basis van het Structuurplan 'Breda Noordoost/ Teteringen'. (Met
uitzondering van de vestiging van het voorkeursrecht bij raadsbesluit van 21 oktober 2004 voor het
perceel sectie C, nummer 2235 als aanvulling op het raadsbesluit van 15 juli 2004).
De eerste vestiging heeft plaatsgevonden bij raadsbesluit van 27 mei 1999. Dit voorkeursrecht geldt op
grond van artikel 2, derde lid van de Wvg voor maximaal twee jaar met de mogelijkheid tot verlenging van
één jaar. Bij raadsbesluit van 23 mei 2001 is deze vestiging voor éénmaal met één jaar verlengd.
De tweede vestiging heeft plaatsgevonden bij raadsbesluit van 15 juli 2004.
A
Ten aanzien van sommige percelen betekent het voorgaande dat er sprake is geweest van tweemaal een
vestiging van het voorkeursrecht op basis van het structuurplan, zonder dat er tussentijds een
voorkeursrecht op deze percelen is gevestigd op basis van het bestemmingsplan.
Het gaat dan om de volgende percelen: sectie C, nummers 1695, 2070, 2397 (eigenaar en/ of beperkt
gerechtigde is C.A.M. van Beek), sectie C, nummer 2396 (eigenaar en/ of beperkt gerechtigde is E.A.M.
Olssen-van Beek), sectie C, nummer 2395 (eigenaar en/ of beperkt gerechtigde is I.J.M. van Beek),
sectie C, nummer 2394 (eigenaar en/ of beperkt gerechtigde is S.M.C. van Beek).
De vraag is of deze opvolging van vestigingen op basis van hetzelfde structuurplan in strijd is met artikel
9 van de Wvg.
Artikel 9 van de Wvg bevat een wettelijke sanctie gericht aan het gemeentebestuur indien een tijdelijk
voorkeursrecht is verlopen zonder dat deze tijdig door het gemeentebestuur is bestendigd door een
opvolgend voorkeursrecht. In dat geval geldt als sanctie dat het verboden is binnen twee jaar na het
verstrijken van de geldingsduur van het voorkeursrecht een nieuw voorkeursrecht op de betrokken
gronden te vestigen.
Voor de hierboven genoemde percelen betekent dit het volgende. Bij raadsbesluit van 23 mei 2001 is de
vestiging van het eerste voorkeursrecht op basis van het structuurplan voor éénmaal met één jaar
verlengd. De in artikel 9 van de Wvg bedoelde geldingsduur van de vestiging van het eerste
voorkeursrecht op basis van het structuurplan eindigt dus één jaar later op 23 mei 2002.
Ingevolge artikel 9 van de Wvg mag er dus binnen twee jaar na 23 mei 2002 geen nieuw voorkeursrecht
op de betrokken gronden worden gevestigd. Er kan dus niet opnieuw op basis van het structuurplan een
voorkeursrecht worden gevestigd vóór 23 mei 2004.
-1-