Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 25337] Dienst/afdeling: JP Betreft: Inleiding Voorstel Motivering/Toelichting Agendapuntnummer: 1h Aantal bijlagen: Toekennen planschadevergoeding aan mw. A.J.P. Kley-Augenbroe, Wiek 9 te Prinsenbeek. Namens mevrouw A.J.P. Kley-Augenbroe, Wiek 9 te Prinsenbeek is op 10 mei 2004 een verzoek om planschadevergoeding ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ingekomen. Verzoekster is van mening dat zij door het bouwen van woningen in het gebied tussen de Wiek, de Vossenberg, het Moleneind en de Groenstraat schade lijdt in de vorm van waardevermindering van haar onroerend goed. Nadat het verzoek ontvankelijk is verklaard, is het ter advisering voorgelegd aan een schadebeoor- delingscommissie, de Johan van Oldenbarnevelt Stichting in Dordrecht. Besluiten tot het toekennen van planschade ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening aan verzoekster overeenkomstig bijgevoegd conceptraadsbesluit. In het verzoekschrift van 10 mei 2004 wordt, kort samengevat, gesteld dat verzoekster in aanmerking komt voor planschade, daar zij in een planologisch nadeliger situatie is komen te verkeren. Op grond van de oude bestemming was er sprake van een open en onbebouwd terrein. Thans zijn er op korte afstand woningen opgericht. De woning van verzoekster heeft als gevolg van de wijziging in de planologie aan situeringswaarde ingeboet. Daarnaast is sprake van vermindering van het woongenot van verzoekster. Er is immers sprake van een verlies van uitzicht, privacy en bezonning. Om het verzoek te kunnen beoordelen is door schadebeoordelingscommissie een vergelijking gemaakt van de planologische regimes. Uit de vergelijking van de bestemmingsplannen "Woongebied" met de verleende vrijstelling op grond van artikel 19, lid 1 van de WRO, blijkt dat er sprake is van een wijziging van het planologische regime. De gronden gelegen ten zuiden van de percelen van verzoekster mochten op grond van het bestemmingsplan veelal niet bebouwd worden. Er mochten slechts gebouwen gerealiseerd worden op de gronden met de bestemmingen "Garagebedrijven" en "Ambachtelijke en verzorgende bedrijven". Er mocht per bedrijf één bedrijfswoning worden gebouwd. Voorts mochten er op de gronden andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd. Thans zijn op de betreffende percelen in het totaal 28 woningen gebouwd. De hierboven beschreven wijzigingen leiden tot verschillende planologische voor- en nadelen. De plano logische nadelen bestaan uit verdichting van de bebouwing en (verdere) aantasting van de privacy van verzoekster. Deze nadelen leiden tot waardeverminderingen. De planologische voordelen vloeien voort uit het wegvallen va de bestemmingen "Opslagterrein", "Garagebedrijven" en de gedeeltelijke wijziging van de bestemming "Ambachtelijke en verzorgende bedrijven". Op grond van het thans geldende regime is geen sprake meer van bedrijfsmatige geluidhinder en (de mogelijkheid tot) geurhinder, nu de gronden grenzend aan de percelen van verzoekster niet meer bestemd zijn voor opslagterrein en garagebedrijf. Voorts biedt het huidige planologische regime geen mogelijkheid tot vestiging van een garagebedrijf met installaties voor de verkoop van motorbrandstoffen, hetgeen eveneens kan worden aangemerkt als een planologisch voordeel. Er kan daarom worden geconcludeerd dat de waardeverminderingen, voortkomend uit de planologische nadelen, grotendeels worden gecompenseerd en dat verzoekster als gevolg van de wijzigingen in een beperkt nadeliger planologische situatie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan zij schade lijdt of zal lijden. -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2005 | | pagina 25