Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 25660] Dienst/afdeling: CAJZ Betreft: Inleiding Voorstel Motivering/Toelichting Agendapuntnummer: 1j Aantal bijlagen: -- Beslissing op bezwaarschrift van mw.S.J.M. van Unnik-Fens tegen het raadsbesluit van 23 december 2004 tot afwijzing van haar verzoek om planschadevergoeding. Op 23 december 2004 besloot de raad het verzoek van mevrouw S.J.M. van Unnik-Fens om planschadevergoeding (artikel 49 WRO) af te wijzen. Het verzoek was geïnspireerd door de door het college verleende vrijstelling (artikel 19, lid 1 WRO) voor de uitbreiding van een woning op het belendend perceel Bijgaard 10 te Bavel. Tegen het besluit is door verzoekster een bezwaarschrift ingediend. Het bezwaarschrift is ter advisering in handen gesteld van de Adviescommissie bezwaarschriften. 1De bezwaren tegen het raadsbesluit van 23 december 2004 ongegrond te verklaren en het besluit in stand te laten, onder aanvulling van de motivering, zoals door de Adviescommissie is geadviseerd. Naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft de Adviescommissie een hoorzitting gehouden, waarbij belanghebbende haar bezwaar heeft kunnen toelichten. De Adviescommissie adviseert de raad de bezwaren ongegrond te verklaren en het besluit in stand te laten. Hiertoe heeft de Adviescommissie overwogen: "In het raadsbesluit van 23 december 2004, waarin het verzoek van reclamante om planschadevergoeding wordt afgewezen, gaat de raad in op de afwijkingen van het bouwplan ten opzichte van het geldende bestemmingsplan "Woongebied Bavel" (rbsl 26 maart 1998), welke afwijkingen met de vrijstelling ingevolge artikel 19, lid 1, WRO zijn "gedekt". Deze afwijkingen betreffen: a. als een bijgebouw minder dan 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, moet het bijgebouw minimaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd. Het bouwplan ligt maar 2 meter achter de voorgevelrooilijn; arb.de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter. De goothoogte van het bouwplan is 3,2 meter; arC. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter. De bouwhoogte van het bouwplan bedraagt 5,75 meter. De commissie heeft vastgesteld dat het college voor bovenstaande afwijkingen een vrijstellingsprocedure als bedoeld in de artikelen 19 en 19a van de WRO heeft gevolgd, welke heeft geresulteerd in de op 25 april 2003 verleende vrijstelling. Nu ook tegen de later op 7 mei 2003 verleende bouwvergunning geen beroep is ingesteld, is het vrijstellingsbesluit onherroepelijk geworden. De raad heeft het verzoek om schadevergoeding ter advisering voorgelegd aan de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ). SAOZ heeft de raad in haar advies van november 2004 geadviseerd het verzoek van reclamante om vergoeding van schade ex artikel 49 van de WRO af te wijzen. In haar bezwaar komt reclamante terug op de afwijkingen van het bouwplan ten opzichte van de bouwvoorschriften van het bestemmingsplan. Deze bezwaren, wat daar inhoudelijk ook van zij, kunnen echter in de onderhavige procedure geen rol meer spelen. Aan de orde is slechts de vraag of reclamante met recht beroep kan doen op een vergoeding van schade die zij juist door de verleende vrijstelling stelt te lijden. Ook de ter hoorzitting aangevoerde klacht dat het gerealiseerde bouwwerk (in hoogte) zou afwijken van de bouwvergunning maakt dit niet anders. -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2005 | | pagina 34