Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 25696] Dienst/afdeling: CAJZ Op grond van de Bouwverordening 1993 is voor bepaalde bouwwerken een gebruiksvergunning vereist. Aan deze vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden in het belang van de brandveiligheid. Langs deze weg kan de op/overslag van consumentenvuurwerk worden gereguleerd. In het belang van de openbare orde en het voorkomen en beperken van overlast kan een vergunning voor op/overslag en verkoop (verder verkoopvergunning) in het kader van de APV verplicht worden gesteld naast de vorengenoemde regelingen. De vergunning op grond van de APV zal een ander doel (moeten) dienen dan een vergunning Wet Milieubeheer en het Vuurwerkbesluit. Dit volgt onder meer uit de uitspraken van de rechtbank Leeuwarden van 9 en 24 december 2002 (zaaknummers 02/1252 BESLU en 02/1382 BESLU 02/1383) en de uitspraak van de arrondissementsrechtbank Amsterdam van 13 januari 2001 (zaaknummer AWB 98/3145 VEROR 19) aangaande het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen: De APV is niet in strijd met het Vuurwerkbesluit, nu de APV is geschreven vanuit een ander motief dan het Vuurwerkbesluit Naar het oordeel van de rechtbank beogen (,.)het Vuutrwerkbesluit en de APV elk een ander belang te beschermen Het Vuurwerkbesluit beoogt het aantal aangevallen met vuurwerk waarbij particuliere gebruikers zijn betrokken, en de ernst van de letsels die door dergelijke ongevallen ontstaan, terug te dringen. Artikel 4.3 van de APV (eb: eis van vergunning voor het afleveren van vuurwerk) is geschreven vanuit het belang van de openbare orde en het belang van het voorkomen of beperken van overlast." Weigering van de vergunning voor het op/overslaan en ter beschikkingstellen van vuurwerk kan op grond van de model-APV in het belang van de openbare orde en het voorkomen en beperken van overlast. Onder het belang van de openbare orde valt (gezien de jurisprudentie) onder meer het voorkomen c.q. beperken van brandgevaarlijke en risicovolle situaties. Overeenkomstig de motie wordt voorgesteld aan de vijfde afdeling van het tweede hoofdstuk van de APV Breda 2004 de volgende bepaling toe te voegen, overeenkomstig het VNG-model: Artikel 2.5.3 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen 1Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college. 2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde en in het belang van het voorkomen of beperken van overlast. In het kader van het VROM-beleid in zake het op elkaar afstemmen van vergunningen wordt voorgesteld hieraan de volgende bepaling toe te voegen: 3. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan voorts worden geweigerd indien: a. de vestiging of de exploitatie van het bedrijf of nevenbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan. b. voor de betreffende locatie geen vergunning Wet milieubeheer is verleend of geen melding is gedaan in het kader van de Wet milieubeheer. c. Voor de betreffende locatie geen gebruiksvergunning op grond van de Bouwverordening 1993 is verleend. Op basis van deze bepaling kan het college aan een exploitant van een bedrijf of nevenbedrijf een vergunning verlenen voor de op/overslag en het ter beschikkingstellen van consumentenvuurwerk tijdens de door het Vuurwerkbesluit aangewezen verkoopdagen. Deze zogeheten verkoopvergunning kan worden geweigerd in het belang van de handhaving van de openbare orde en in het belang van het voorkomen of beperken van overlast. -2-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2005 | | pagina 39