Artikel 6 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning of tot aanhouding van de
beslissing op de aanvraag om een vergunning, betrekking hebbend op het voorkomen
van belemmering in de stadsvernieuwing
1. Burgemeester en wethouders kunnen de splitsingsvergunning weigeren indien:
a. voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag
betrekking heeft, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de stads
en dorpsvernieuwing of een leefmilieuvergunning als bedoeld in artikel 9 van die wet van
kracht is, dan wel een ontwerp voor zodanig plan of een zodanige verordening of voor een
herziening daarvan in procedure is;
b. het ontwerp voor dat plan of voor die verordening, dan wel voor de herziening daarvan
ter inzage is gelegd voordat de aanvraag om splitsingsvergunning is ingediend, dan wel,
indien de aanvraag krachtens het tweede lid is aangehouden, voordat die aanhouding is
geëindigd;
c. de voorgenomen splitsing nadelige gevolgen kan hebben voor de met het plan of de
verordening nagestreefde of na te streven doeleinden, en
d. het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het
belang van het voorkomen van belemmering van de stadsvernieuwing.
2. Burgemeesster en wethouders houden de beslissing op de aanvraag om een
splitsingsvergunning aan, indien:
a. voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag
betrekking heeft, een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening van kracht is met het oog op de voorbereiding van een
stadsvernieuwingsplan of van een herziening daarvan;
b. dat besluit is genomen voordat de aanvraag om splitsingsvergunning werd ingediend;
c. redelijkerwijs verwacht mag worden dat de in het stadsvernieuwingsplan op te nemen
maatregelen nadelig kunnen worden beïnvloed door de voorgenomen splitsing, en
d. redelijkerwijs verwacht mag worden dat het belang dat de vergunningaanvrager bij de
splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de
stadsvernieuwing.
3. De aanhouding als bedoeld in het tweede lid duurt niet langer dan tot het tijdstip waarop het
voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is vervallen.
Artikel 7 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning of tot aanhouding van de
beslissing op de aanvraag om een vergunning, betrekking hebbend op het voorkomen
van splitsing, indien de toestand van een gebouw uit een oogpunt van indeling of staat
van onderhoud zich geheel of ten dele tegen splitsing verzet
1. Burgemeester en wethouders kunnen de splitsingsvergunning weigeren indien:
a. de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, zich uit
een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet, en
b. de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen
van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende verzekerd is dat die
gebreken zullen worden opgeheven.
2. De beslissing op de aanvraag om een splitsingsvergunning kan worden aangehouden, indien
redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aanvrager van de vergunning de gebreken, als
bedoeld in het eerste lid, met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen binnen een
daarvoor redelijke termijn.
3. Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een
splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid aanhouden, vermelden zij
in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing
moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten.
4. De splitsingsvergunning wordt verleend, indien de in het besluit tot aanhouding, als bedoeld in
het tweede lid, aangegeven gebreken zijn opgeheven binnen de daartoe in dat besluit
aangegeven termijn.
3