>w
10 februari 2005 bekend gemaakt. Het bezwaarschrift is gedateerd op 22 maart 2005 en ontvangen
op 23 maart 2005. Het is derhalve ingediend binnen de daarvoor in de wet gestelde termijn van zes
weken. Reclamant voldoet slechts gedeeltelijk aan de in de wet gestelde eisen omtrent
belanghebbendheid. Op grond van artikel 1:2 van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan,
degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is. Laurentius Project III B.V. en
Singelveste Projecten B.V.zijn sinds 12 mei 2005 gezamenlijk eigenaar van de voormalige Euretco-
locatie en kunnen derhalve aangemerkt worden als belanghebbenden. HEJA Projectontwikkeling B.V.
is contractueel met twee bovengenoemde bedrijven verbonden om het genoemde terrein te
ontwikkelen. Aan Archimedes Breda B.V. io zullen de dan ontwikkelde gronden in de toekomst
overgedragen worden. Met betrekking tot het belang van de twee laatst genoemde bedrijven merkt de
commissie op deze als niet belanghebbenden in de zin van de Awb te beschouwen omdat er van
rechtstreeks betrokken belang geen sprake is. In het onderhavige geval hebben de bedrijven
contractuele relaties met de andere bedrijven en is hun belang bij het voorbereidingsbesluit daarvan
afgeleid.
De commissie stelt zich derhalve op het standpunt dat reclamant niet in zijn bezwaren kan worden
ontvangen voorzover hij Archimedes Breda BV. Io en HEJA Projectontwikkeling B.V.
vertegenwoordigt. Als gemachtigde van Laurentius III BV en Singelveste Projecten BV is hij
ontvankelijk in zijn bezwaar.
Bezwaren
De volgende bezwaren worden aangevoerd:
1. Nu er herhaalde voorbereidingsbesluiten zijn genomen is eigenlijk sprake van verlenging van
het voorbereidingsbesluit. Dit is in strijd met het systeem van de wet;
2. De gemeenteraad heeft op basis van onvolledige gegevens het voorbereidingsbesluit
genomen. De bedrijven worden nu sterk in hun eigendomsrecht en
ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.
3. Het is in strijd met het vertrouwensbeginsel om de bestemmingen van de gronden nu te
wijzigen.
Juridisch kader
Van toepassing zijn de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), de Woningwet (Ww) en de Algemene
wet bestuursrecht (Awb).
Inhoudelijk
Op 3 februari 2005 heeft de gemeenteraad van Breda een voorbereidingsbesluit genomen voor het
gebied dat begrensd wordt door de Terheijdenseweg-Archimedesstraat-Keplerstraat en Liniestraat.
Als reden hiervoor wordt aangegeven door de gemeenteraad dat het nog steeds niet mogelijk is
gebleken de in voorbereiding zijnde structuurvisie Via Breda vast te stellen. Pas nadat deze visie is
vastgesteld zal met het opstellen van een nieuw bestemmingsplan kunnen worden begonnen. In de
door de gemeenteraad wel vastgestelde uitgangspunten voor dit gebied is aangegeven dat op de
onderhavige locatie een combinatie van wonen, werken en voorzieningen wordt voorgestaan. Deze
ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan. Op grond van dit geldende plan zijn allerlei
soorten van bedrijvigheid ter plaatse mogelijk die niet passen in de voorgestane toekomstige
ontwikkeling in het gebied. Om ongewenste ontwikkelingen in dit gebied tegen te gaan is het
voorbereidingsbesluit genomen.
Met het voorbereidingsbesluit kan worden beoogd een gelegenheid te creëren om een
bestemmingsplan voor te bereiden zonder dat intussen bouwaanvragen moeten worden gehonoreerd
die niet passen in het toekomstige bestemmingsplan.
Met betrekking tot de bezwaren merkt de commissie op dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer ABRS, 5 januari 2003, Bouwrecht
2003/5) blijkt dat de gemeenteraad, gelet op artikel 21 WRO, een ruime mate van beleidsvrijheid
toekomt voor het nemen van een voorbereidingsbesluit. Voor een conclusie dat de gemeenteraad niet
in redelijkheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit heeft kunnen komen, bestaat volgens
deze jurisprudentie pas aanleiding indien reeds bij een globale beschouwing aanstonds duidelijk had
behoren te zijn dat de geplande activiteiten in planologisch opzicht onaanvaardbaar zijn. Hoewel deze
rechtspraak voornamelijk betrekking heeft op voorbereidingsbesluiten welke dienen als basis voor een
te voeren artikel 19 WRO-procedure stelt de commissie zich op het standpunt dat deze jurisprudentie