Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 26001] Dienst/afdeling: JP Consequenties Beoordeling Ad. 1 t/m 4. Door de toevoeging aan artikel 4, lid II onder 9 wordt voorzien in een adequate regeling voor bestaande, legaal tot stand gebrachte, bouwwerken waarvan de maatvoering reeds afwijkt en doet recht aan hetgeen Gedeputeerde Staten in het goedkeuringsbesluit over het bestemmingsplan "Emer-Zuid" heeft opge nomen. Op basis van artikel 9 "Vrijstellingsbevoegdheid (artikel 15 WRO)" en artikel 12 "Overgangsbepalingen" van het bestemmingsplan "EmerZuid" kunnen de bestaande installaties gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd dan wel geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd in geval van verwoesting door een calamiteit. Deze artikelen geven voldoende ontwikkelingsmogelijkheden. Temeer daar is aangegeven dat CSM Suiker geen plannen heeft voor uitbreiding van de huidige fabriekscapaciteit en inmiddels is overgegaan tot beëindiging van de bietenverwerking in Breda. Niet wordt ontkend dat ook na beëindiging van de bietenverwerking er mogelijke ontwikkelingen en uit breidingen bij CSM Suiker ten behoeve van onder meer kwaliteitsverbetering, rendementsverbetering, vermindering van milieubelasting en verbetering van energie-efficiëntie kunnen plaatsvinden. Het bestemmingsplan Emer Zuid tesamen met de onderhavige partiële herziening voorziet echter in een adequate regeling. Deze bestemmingsplanregeling geeft de gemeente de mogelijkheid om alleen mee te werken aan ontwikkelingen die passen binnen het bestemmingsplan met de daaronder liggende ruimtelijke visie dan wel om mee te werkenaan een specifiek verzoek door het volgen van een vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19 WRO, indien het verzoek past binnen het (toekomstige) ruimtelijk beleid van de gemeente. De belangrijkste argumenten om de inspraakreactie niet mee te nemen in het (ontwerp)bestemmings- plan zijn het feit dat met de partiële herziening wordt voorzien in een adequate regeling voor beide bepalingen waaraan door Gedeputeerde Staten bij het bestemmingsplan "Emer Zuid" goedkeuring is onthouden, de bepalingen aansluiten bij het (toekomstig) ruimtelijk beleid en de gemeente de mogelijk heid geven om alleen mee te werken aan wenselijke ontwikkelingen in het gebied. Van een onvoldoende motivering is dan ook geen sprake. Ad. 5 Het toekomstig ruimtelijk beleid, zoals vastgelegd in de (concept)structuurvisie Spoorzone, is beleid op de lange termijn. Dit beleid zal voor wat betreft het CSM-terrein naar alle waarschijnlijkheid pas verwezenlijkt gaan worden na 2015. Bestemmingsplannen hebben, in principe een looptijd van 10 jaar. Dit geldt ook voor de onderhavige partiële herziening. Niet valt uit te sluiten dat gedurende deze periode de gemeente het van belang acht om door middel van een vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19 WRO mee te werken aan bepaalde ontwikkelen ten behoeve van CSM Suiker, bijvoorbeeld ten behoeve van kwaliteits verbetering, rendementsverbetering, vermindering van milieubelasting en verbetering van energie- efficiëntie, dan wel andere tussentijdse wenselijke ontwikkelingen. Ad. 6 Het feit dat CSM planschade zal lijden is geen argument om niet tot vaststelling van de partiële herzie ning over te gaan. Men kan zich afvragen of de partiële herziening wel zal lijden tot (extra) planschade ten opzichte van het bestemmingsplan "Emer Zuid". Bovendien kan men zich afvragen of het toelaten van onwenselijke toekomstige ontwikkelingen op termijn niet zal lijden tot meer (plan)schade. Conclusie De zienswijzen zijn ongegrond. Juridische Tegen het vastgestelde bestemmingsplan kan diegene die een zienswijze heeft ingebracht bij de gemeenteraad danwel diegenen die kunnen aantonen daartoe niet in de gelegenheid te zijn geweest, bedenkingen indienen bij Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant en eventueel daarna beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2005 | | pagina 73