3. De termijn in het tweede lid vangt aan met ingang van de datum van
dagtekening van de schriftelijke mededeling bedoeld in het tweede lid.
4. De voorzitter van de raad deelt de initiatiefnemers schriftelijk mede of hij het
burgerinitiatief wel of niet naar de raad zal doorgeleiden.
1 De voorzitter van de raad informeert het Fractievoorzittersoverleg in de
eerstvolgende vergadering van dit overleg over een ontvangen
burgerinitiatief, tenzij de agenda hiervoor reeds is verzonden.
2 Het Fractievoorzittersoverleg adviseert de voorzitter van de raad over de
vraag aan welke raadscommissie een door de voorzitter van de raad
doorgeleid burgerinitiatief voor advies wordt voorgelegd, waarna de
voorzitter van de raad hierover besluit.
3 De voorzitter van de raad zendt het voorstel, op de juiste wijze geredigeerd,
voor advies aan een door hem aangewezen raadscommissie. Tevens zendt
hij het voorstel aan het college van burgemeester en wethouders.
4 Alvorens de raadscommissie zijn advies aan de raad uitbrengt, wordt het
college in de gelegenheid gesteld een advies aan de commissie te zenden.
Het college krijgt hiervoor zes weken de gelegenheid, te rekenen vanaf de
dag waarop het initiatiefvoorstel van de voorzitter van de raad is ontvangen.
5 De raadscommissie agendeert het voorstel voor zijn eerstvolgende reguliere
vergadering, nadat het advies van het college is ontvangen, tenzij de
uitnodiging en agenda voor deze vergadering al is verzonden.
6. De voorzitter van de raadscommissie stelt een of meer initiatiefnemers, als
bedoeld in artikel 5, derde lid, in de gelegenheid om deel te nemen aan de
beraadslaging in de commissie over het burgerinitiatief.
7. De Raad besluit over het initiatiefvoorstel in de eerstvolgende reguliere
vergadering nadat de commissie hierover advies heeft uitgebracht, tenzij de
agenda hiervoor reeds is verzonden.
8. In bijzondere omstandigheden kan de voorzitter van de raad toestemming
verlenen om van de, in lid 1, 4, 5 en 6 gestelde termijnen af te wijken.
9. De voorzitter van de raad informeert de initiatiefnemer over de procedurele
behandeling alsmede over het uiteindelijke besluit van de raad.
1. De voorzitter van de raad stelt de vertegenwoordigers bedoeld in artikel 5,
derde lid, binnen twee weken na de datum van de raadsvergadering waarin
besluitvorming over het burgerinitiatief heeft plaatsgevonden schriftelijk in
kennis van het raadsbesluit. Indien de raad geheel of gedeeltelijk afwijkt van
het burgerinitiatief geeft hij de redenen daarvoor aan.
2. Indien de raad geheel of gedeeltelijk overeenkomstig het burgerinitiatief
besluit, deelt B W de vertegenwoordigers binnen twee weken na de
kennisgeving zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel mede wanneer met
Artikel 7
Artikel 8
blz. 3 van 7